Frans politicus en financieel deskundige (Genève 30 Sept. 1732 - Goppet, Vaud, 9 Apr. 1804), werd bankier te Parijs, waar hij zich een groot vermogen verwierf en waar zijn vrouw, Susanne Curchod de Nasse (1739-1794), een bekende salon hield. Sedert 1768 was Necker ook gezant van Genève aan het Franse hof.
Doordat hij tijdens het ministerschap van Turgot diens physiocratisme bestreden had in zijn geschrift De la législation et du commerce des grains (1775), benoemde Lodewijk XVI hem in Juni 1777 tot opvolger met de titel van „directeur-generaal der financiën”: als Protestant kon Necker geen minister wezen. De voornaamste reden tot zijn verheffing was echter, dat zijn persoonlijk crediet de regering in staat moest stellen de leningen te toucheren, benodigd voor het voeren van de Noordamerikaanse Oorlog. Necker was allesbehalve hervormend staatsman. Zijn maatregelen betroffen slechts kleine verbeteringen en het uitschrijven van altijd weer nieuwe leningen. In 1781 publiceerde hij zijn Compte rendu au roi, met de bedoeling de financiële toestand als geenszins wanhopig voor te stellen en daardoor het crediet van de staat te versterken. De strekking van de daad was echter wel, de geldbezittende klasse inzage en dus medezeggenschap te verlenen in ’s rijks financiën.
Toen de publieke opinie zich dus opwond over de verkwistingen aan het hof, die er uit bleken, kreeg Necker zijn ontslag (19 Mei) en werd hij (ietwat ten onrechte) populair. In 1787 werd hij uit Parijs verbannen wegens zijn oppositie tegen de nieuwe minister, Calonne, die in de Vergadering der Notabelen de verwarring der financiën aan hem toegeschreven had. Toen alle pogingen om de macht der regering te versterken en de nodige financiële hervormingen door te voeren in de jaren 1787-1788 hadden schipbreuk geleden en er geen andere uitweg meer was dan de bijeenroeping der Staten-Generaal, benoemde de koning Necker opnieuw tot directeur-generaal. De laatste stelde als voorwaarde de bijeenroeping van de Staten-Generaal en de dubbele vertegenwoordiging van de Derde Stand, maar kon tegen de oppositie van ’s konings broer, de graaf van Artois, niet doorzetten, tevens dat tot de stemming per hoofd besloten werd (25 Aug. 1788). Tijdens de Franse Revolutie heeft Necker slechts een passieve rol gespeeld, omdat hij als burgerman en Protestant te weinig gezag kon laten gelden tegenover de hoge heren van het hof en hij te weinig geestkracht bezat om ondubbelzinnig de zijde der Vergadering te kiezen. Zijn ontslag op 11 Juli 1789 gaf aanleiding tot de Bastillestorm, waarna zijn ontslag werd ingetrokken (17 Juli 1789).
Zijn maatregelen werkten weinig uit tot leniging van de financiële nood en toen de Vergadering besloot tot de vermeerdering van het getal uitgegeven assignaten, verzocht hij zijn ontslag (Sept. 1790). Hij was de vader van Mad. de Staël.DR J. S. BARTSTRA
Bibl. : De l’administration des finances de la France (3 dln, 1784) ; Sur l’administration de Necker (1791) ; Du pouvoir exécutif dans les grands États (2 dln, 1792) ; De la Révolution française (4 dln, 1796) ; Œuvres (uitg. door zijn kleinzoon Baron de Staël, 15 dln, 1820-1821).
Lit.: d’Haussonville, Le salon de Mad. Necker (2 dln, 1882) ; J. Hermann, Zur Geschichte der Familie Necker (1886) ; Gomel, Les causes financières de la Révolution française, I : Les ministères de Turgot et N., 2 dln (1892) ; P. de Ségur, Louis XVI et Necker 1776-’81 (1913); O. d’Haussonville, Mad. de Staël et Mr. N. d’après leur corresp. inéd. (1925) ; B. Kraus, Die ökon. Denkweise N.s, diss.
Zürich (1925); E. Lavaguery, Necker fourrier de la Révolution (1933); M. Marion, Hist. financière de la France depuis 1715 (2 dln, 1914-1919); A. Corbaz, Mad. N. (Lausanne 1945); P. Jolly. N. (1951).