Syrisch schrijver en bisschop (En-Deba bij Antiochië ca 640 - klooster Teil Adda 5 Juni 708), studeerde te Qennesrê (Kennesrê) en te Alexandrië, was vier jaar bisschop van Edessa (684-688) en leraar in verschillende kloosters. Hij is beroemd als uitlegger der Heilige Schrift en heeft een naar het Grieks en Hebreeuws verbeterde tekst van het Syrische O.T. in 705 voltooid, vele commentaren op bijbelboeken geschreven, Griekse kerkelijke literatuur in het Syrisch vertaald, brieven, grammaticale en historische werken geschreven.
Hij schreef, in aansluiting met het werk van Eusebius van Caesarea, een Kroniek, die loopt tot het jaar 692 en door een onbekende werd voortgezet tot in 710, doch slechts gedeeltelijk bewaard is gebleven. Om zijn omvangrijke kennis, zijn historische en philologische zin mag men hem naast de H. Hiëronymus plaatsen. Hij moet niet verward worden met Jacobus Baradai, eveneens bisschop van Edessa (543 - 30 Juli 578), een monophysiet, naar wiens naam de Jacobitisch-Syrische kerk wordt genoemd (z Jacobieten, 1).
Bibl.: Corpus scriptorum christianorum orientalium, series II, t. 56; series III, t. 4 (de Kroniek); Patrologia Orientalis,dln 4,8, 12, 16, 20 en 22 (vertaling van de homiliën van Severus van Antiochië, Paris 1908-1935). Voor de andere gedeeltelijke uitgaven en de literatuur: zie A. Rücker, art. Jacob in Lexikon f. Theol. u. Kirche, t. 5, blz. 258-259 (Freiburg i. Br. 1933).