is de naam van een familie van sporeplanten, behorend tot de afdeling der Vaatkryptogamen en de groep der Lycopodinae. Zij omvat slechts één geslacht, Isoëtes L., met 50-60 soorten in de tropen en gematigde streken, meest waterplanten met een korte, knolvormige, in de dikte groeiende, gesleufde stengel, vorksgewijs vertakte wortels en biesachtige bladeren met 4 luchtkanalen. Deze bladeren vertonen aan de bovenzij de nabij de voet een ligula of tongetje en daaronder een holte, hetzij, bij de buitenste bladeren der rozet, met een, door weefselplaatjes of trabeculae in kamertjes verdeeld macrosporangium met veel macrosporen, hetzij, bij meer naar binnen gezeten bladeren, met een microsporangium met nog talrijker microsporen.
De bladeren laten in de herfst van de plant los, waarna de sporen door rotting vrij komen. De prothalliën blijven zeer klein, opgesloten binnen de sporen, de vrouwelijke met enige archegoniën, de mannelijke slechts een enkel antheridium met 4 polyciliate spermatozoïden voorstellend. In Nederland komen var dit geslacht op de bodem van enkele veenplassen op het diluvium 2 soorten voor, I. lacustris L. en de fijnere, door gestekelde sporen gekenmerkte I. echinospora Dur.