zijn stellingen, betrekking hebbend op de hoeveelheid van beweging (= impuls, i.h.a. = massa X snelheid van een lichaam; in de stromingsleer : massa van een geïsoleerd gedachte vloeistof- of gashoeveelheid vermenigvuldigd met haar snelheid). Evenals in de mechanica der massastelsels geldt ook in de stromingsleer dat de som der uitwendige krachten, welke op de (vloeistof-) massa M werken, gelijk is aan de verandering per tijdseenheid der hoeveelheid van beweging van die massa (de inwendige krachten der elementaire vloeistofdeeltjes, welke de massa M samenstellen, heffen elkaar op).
Ook geldt dat het moment der krachten t.o.v. een bepaald punt gelijk is aan het moment der hoeveelheid van beweging t.o.v. hetzelfde punt. Men gebruikt deze stellingen bijv. bij de bepaling van de reactiedruk van vloeistof- (gas-) stralen: zij de snelheid van de uitstromende stof met de dichtheid Q (kgm*‘sec2) in de aanvangsdoorsnede van de straal met oppervlak F (m) = u (m/sec), dan is de per seconde uitstromende massa = Q u F (kgm_1sec), de impuls = Q U2F (kg); neemt u op enige afstand van het begin van de straal tot o af (dit kan ook gebeuren door de straal loodrecht op de oorspronkelijke richting af te buigen), dan is de reactiedruk K = Q u22F kg. Men gebruikt deze stellingen bij de berekening der straal-reactievoortstuwing van vliegtuigen, van turbines en centrifugaalpompen en van de stuwkracht van scheeps- en luchtschroeven (volgens Rankine-Froude), i.h.a. dus bij de bepaling van uitwendige krachten bij een gegeven stroming in die gevallen, waarin het niet op details van het stromingsveld aankomt en men geen inwendige vloeistofkrachten in aanmerking behoeft te nemen.