Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Improvisatie

betekenis & definitie

(1, algemeen) noemt men het voor de vuist spreken of het onvoorbereid behandelen van een of ander onderwerp in proza of poëzie, in de muziek het spelen van invallende, muzikale gedachten. De gave der improvisatie vindt men vooral bij volkeren, die met een levendige verbeelding zijn toegerust.

Zo bestond er in Italië vanouds een grote belangstelling voor geïmproviseerde Latijnse gedichten, inz. aan de Renaissancistische vorstenhoven; zo zijn te noemen Petrarca (1304-1374) en Lorenzo de’ Medici (1449-1492). Ook bij de Rederijkers was het improviseren een geliefde bezigheid en er werden prijzen uitgeloofd voor de beste gedichten „op de nie”. In later tijd zijn nog enkele voorbeelden bekend van dichters, die met een opmerkelijke vaardigheid over een opgegeven onderwerp een gedicht voor de vuist konden opzeggen; in de 19de eeuw was Willem de Clercq daarvoor bekend.(2), ook wel extemporisatie genoemd, is het zonder voorbereiding componeren en tegelijkertijd spelen van muziek. De improvisatiekunst was eens zo algemeen, dat in concerten de cadenzen niet werden genoteerd doch door de solisten geïmproviseerd. De excessen, die hierbij voorkwamen, hadden tot gevolg, dat de componisten voorgeschreven cadenzen toevoegden. Wellicht is hieraan te wijten dat de improvisatiekunst sedert de 19de eeuw op de achtergrond get aakte. Slechts bij organisten geldt improvisatie nog als een onmisbaar onderdeel van hun kunst.

Als grootmeesters in het improviseren zijn vooral Händel, Bach, Mozart en Beethoven in de geschiedenis bekend.

Lit.: E. Ferand, Der I. in der Musik (1938).

< >