Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Imbibitte

betekenis & definitie

noemt men het opnemen van water door hydrophiele colloïdale stoffen.

Deze stoffen hebben het vermogen water zeer sterk tt binden. Wordt nu een dergelijke stof in water gelegd dan zullen de watermoleculen uit het zuivere water zich wel door diffusie in het colloïd kunnen begeven, doch het daar aanwezige gebonden water kan het colloïd niet of in veel geringere mate verlaten. Men kan dit ook aldus uitdrukken: de diffusiedruk van de watermoleculen in het zuivere water is groter dan de diffusiedruk van de watermoleculen tussen de colloïdale deeltjes. Ten gevolge van dit verschil in diffusiedruk begeeft het water zich in het colloïd, waardoor de deeltjes van dit colloïd verder uiteen gedreven worden. Dit is te bemerken aan de volumetoeneming (zwelling) , dan wel, indien volumetoeneming wordt verhinderd, aan de optredende druk (zwellingsdruk). De energetische omzettingen, die hierbij plaatsvinden, kunnen zich in een temperatuurstijging manifesteren.

De mate waarin het water aan de colloïdale deeltjes gebonden wordt kan zeer uiteenlopen. Aan het oppervlak van de deeltjes wordt het water dikwijls zo sterk gebonden, dat het slechts met de grootste moeite aan het colloïd onttrokken kan worden. Men onderscheidt dit water wel als „gebonden water” van het gemakkelijker te verwijderen „vrije water”. Een scherp onderscheid is hiertussen echter niet te trekken. In suiker- of zoutoplossingen treedt een geringere zwelling op dan in zuiver water, omdat de diffusiedruk van het water in deze oplossingen lager is dan in zuiver water. In de levende cel wordt een grote hoeveelheid water door imbibitie opgenomen en vastgehouden in de celwand en in het protoplasma.

In de meeste celwanden verloopt de zwelling niet in alle richtingen even sterk. Dit berust op de min of meer evenwijdig gerangschikte langgerekte moleculen, waaruit deze celwanden zijn opgebouwd. De zwelling is dan anisotroop. Zo is bijv. bij eikenhout de uitzetting longitudinaal 0,13 pct, radiaal 3,3 pct en tangentiaal 7,78 pct. Hierdoor wordt het kromtrekken van planken bij grotere vochtigheid duidelijk, ook de verkorting van touwen, daar toch de bastvezels practisch niet in haar lengterichting uitzetten. Anisotrope imbibitie en daardoor torsie vertonen de vruchtnaalden van Stipa pennata en de sporangiënstelen van Funaria hygrometrica, waarom beide in hygrometers gebruikt worden. Door ongelijke imbibitie in verschillende richtingen zijn in het plantenrijk vele bewegingen mogelijk, bijv. die van de elateren der Paardestaarten, het open- en dichtgaan van dennenappels, het wegspringen van de deelvruchtjes van de Reigersbek.

< >