(Gr.: slaap) is een toestand van verlaagd bewustzijn, waarin zeer vele mensen door suggestie gebracht kunnen worden. Deze suggestie kan alleen in woorden worden gegeven, ook in woorden ondersteund door suggestieve maatregelen als het laten fixeren van een punt in de omgeving (vingertop, blinkend voorwerp), door bestrijken van hoofd en ledematen met de handen.
In de hypnotische toestand is de patiënt uitermate suggestibel.Slaap en hypnose zijn aan elkaar verwant. Toch is het niet zeker of men de hypnose met de normale slaaptoestand gelijk mag stellen. Het contact, dat in de hypnose met de hypnotiseur blijft bestaan, de mogelijkheid van beïnvloeding, het gehele uiterlijk zijn anders dan bij de slapende. Dat de hypnose een speciale vorm van suggestie zou zijn is een opvatting, die eerst lang nadat het verschijnsel zelf bekend was geworden, is ontstaan. Onder de naam somnambulisme werden o.a. door Mesmer (1784) hypnotische toestanden beschreven. Men meende met de werking van dierlijk magnetisme te doen te hebben.
Men neemt wel aan, dat Braid in 1842 het eerst het begrip suggestie invoerde. Aan de beschrijving van de hypnotische verschijnselen heeft hij niets toegevoegd. In 1820 had de Franse medicus Bertrand erop gewezen,dat de aan magnetisme toegeschreven verschijnselen ongewrongen verklaard konden worden door de psychologische wetten der verbeelding. Sedertdien werden de verschijnselen, die uitsluitend hierop berustten, als hypnotisme beschreven, die welke op dierlijk magnetisme berustten als magnetisme. Ten slotte verdween het magnetisme uit de literatuur. Het hypnotisme werd door Braid verder uitgewerkt en therapeutisch toegepast; het magnetisme was door Mesmer reeds in 1780 als behandelingsmethode ingevoerd. Het werk van Liébauld, de voornaamste vertegenwoordiger van de school van Nancy, is belangrijk door de beschrijvingen van therapeutische successen.
Daarna vermindert de belangstelling voor het hypnotisme. Door J. M. Charcot (1825-1893) werd het hypnotisme in ere hersteld en opnieuw bestudeerd. Ongeveer tegelijkertijd werd door Bernheim, hoogleraar te Nancy, een boekje gepubliceerd, dat onmiddellijk aan het werk van Liébauld aanknoopt. De school van Nancy leert, dat alle hypnotische verschijnselen door suggestie tot stand komen.
In Nederland werd door Van Renterghem sedert 1889 de hypnose als therapie toegepast, nadat hij Bernheim in Nancy had bezocht. Iets later sloot de dichter-medicus Frederik van Eeden zich bij hem aan. In het hypnotisch rapport is het mogelijk om vergeten of opzij gedrongen gebeurtenissen in de herinnering terug te roepen (Breuer-Freud). Het is in hypnose mogelijk zowel de motorische, sensorische als vegetatieve functies van het organisme van de gehypnotiseerde suggestief te beinvloeden.
De hypnose is door de ontwikkeling van andere psycho-therapeutische scholen op de achtergrond geraakt, doch nooit geheel verlaten. Hypnose mag alleen door uiterst deskundigen worden toegepast.
Lit.: P. Janet, in: Les méditations Psychologiques (Parijs 1919); B. Stokvis, Hypnose in der ärztlichen Praxis (Lochem 1937).