Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Hugo VISSCHER

betekenis & definitie

Nederlands godgeleerde (Zwolle 12 Oct. 1864 - Alkmaar 17 Mei 1947), in zijn jeugd onder invloed van dr F. E.

Daubanton, Waals predikant, bezocht het gymnasium te Zwolle en werd in 1886 student te Leiden. Aanvankelijk bekoord door het modernisme van Kuenen, Van Maanen en Rauwenhoff, kwam hij door colleges van Acquoy over de praedestinatieleer van Calvijn tot de geestelijke beslissing voor de klassieke Gereformeerde belijdenis. Onder Acquoy promoveerde hij in 1894 op een proefschrift over Guilielmus Amesius, zijn leven en werken. Sinds 1891 was hij Hervormd predikant, eerst te St Jansga en Delfstrahuijzen (Schoterland), daarna te Zegveld (1894), Delft (1896) en Ouderkerk aan de IJsel (1901). Na zijn promotie begon hij zijn geestverwanten in de Hervormde kerk te mobiliseren; een contact met de Confessionelen was van zeer tijdelijke aard; in 1895 richtte hij met J. D. de Lind van Wijngaarden het Gereformeerd Weekblad op. In 1904 werd hij hoogleraar te Utrecht in de wijsbegeerte van de godsdienst en de ethiek; hij oreerde over De oorsprong der religie. Daarna werd hij in 1931 aldaar bijzonder hoogleraar in de Gereformeerde godgeleerdheid; 1933-’37 was hij in dezelfde functie werkzaam te Leiden.

Ook was hij 1922-’35 lid van de 2de Kamer voor de Anti-revolutionaire partij. Door zijn positie, werkkracht, bekwaamheid en vooral door zijn geestelijke verwantschap met de Gereformeerde groep in de Hervormde kerk werd hij de leidende figuur in de in 1906 opgerichte Gereformeerde Bond .Hoewel nooit geheel zonder reserves tegenover de anti-revolutionnaire staatsleer, was hij in de eerste decennia van deze eeuw een belangrijke politieke steun voor Kuyper; belangrijk met name, omdat hij lange tijd een sterke exponent was van de verbondenheid, die vanouds bestond tussen de Gereformeerde groep in de Hervormde kerk en de Antirevolutionaire partij. Op latere leeftijd wendde hij zich van deze partij af en zette de Christelijk Nationale Actie op. Aan het eind van zijn leven, tijdens Wereldoorlog II, hing hij de Duitse politiek aan en, ofschoon niet als lid bij de N.S.B. aangesloten, verkeerde hij geregeld in het milieu van haar leiding. Wegens zijn hoge leeftijd is hij na de bevrijding van het land als politiek delinquent ongemoeid gelaten.

PROF. DR R. SCHIPPERS

Bibl.: o.a. (met L. A. Langeraad) Het Prot. Vaderland, biogr. woordenboek, dl I (Utrecht 1903) ‘t Grijpt als ’t rijpt (Utrecht 1905, over art. 36 der Ned. Geloofsbel.); Religie en arbeid (Utrecht 1908, Christendom en maatschappij I, 3); Het levensprobleem (Utrecht 1909); Het probleem der armoede (Utrecht 1911, Christendom en maatschappij III, 10); Religion und soziales Leben bei den Naturvölkern, 2 dln (Bonn 1911); Christelijke ethiek (Utrecht 1913, 2de dr. 1914); Plet paradijsprobleem (Zwolle 1927, 3de dr. 1928); De schepping I, prolegomena (Zwolle 1930) ; De oorsprong der ziel in het licht der Geref. levensbeschouwing (Zeist 1937); De staatkundige beginselen der Nederl. Geloofsbelijdenis (Huizen 1939); Ondergang v. d.

Rep. der Ver. Nederlanden (Amsterdam 1943).

< >