heet in de spraakkunst dat deel van een samengestelde zin, dat niet van een andere zin afhankelijk is. Gewoonlijk staan in een hoofdzin het onderwerp* en de persoonsvorm* vlak naast elkaar.
Bijv.: Piet komt morgen niet, omdat hij al enkele dagen ziek is. Een hoofdzin kan, zoals in het gegeven voorbeeld, aan de afhankelijke zin voorafgaan, maar hij kan er ook op volgen. In het laatste geval heeft de hoofdzin inversie*: Omdat hij al enkele dagen ziek is, komt Piet morgen niet. Een samengestelde zin kan meer dan één hoofdzin bevatten. Men spreekt dan van nevenschikkend zinsverband. Bijv.: We vertrokken om 8 uur uit Vlissingen en we kwamen om 10 uur in Rotterdam aan.DR B. VAN DEN BERG