Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HONDERDSCHAP

betekenis & definitie

(Lat. : Centena) is volgens Tacitus, Germ. 6 de naam voor de krijgslieden uit elke Germaanse pagus (z gouw), waarbij het waarschijnlijker is dat hierbij niet aan het juiste getal maar veeleer aan een vage veelheid moet worden gedacht. Lag derhalve oorspronkelijk de nadruk op een personeel verband, later wordt met honderdschap uitsluitend een territoriaal bepaalde groep aangeduid.

Dit honderdschap nam deel aan de rechtspraak, geleid door een princeps (Tac. Germ. 12), in de tijd van de Lex Salica door een centenarius of een thunginus. In de latere Frankische tijd wordt de centenarius een door de graaf* (comes) aangestelde ambtenaar, waardoor hij op één lijn komt te staan met de in het Westen van het rijk al vroeg voorkomende vicarii (onder-graven). Zijn rechtsdistrict heet centena.Lit.: Cl. von Schwerin, Die altgerman. Hundertschaft (1907); K. von Amira, Grundriss des germanischen Rechts 3(1913), p. 114 v.v.; Ernst Mayer, Hundertschaft u. Zehnschaft (1916); Perrin, in Bulletin Du Cange dl V (1929-30); Brunner-von Schwerin, Deutsche Rechtsgesch. II (1928), blz. 234 v.; Schröder-von Künssberg, Lehrb. d. dt. Rechtsgesch. 7. Aufl. (1932), blz. 130 v.v.; Fr. Olivier-Martin, Histoire du droit français (1948), p. 50,51,55.

< >