(of Hu-nan; Chinees = ten Z. van het meer), belangrijke provincie in Midden-China ten Z. van de middelloop van de Jang-tse-kiang, groot 205 590 km2 met (1943) ruim 28 millioen inw.
Het overgrote deel van de bevolking van Hoenan is in de dalen van de voornaamste rivieren en rond het Toeng-ting-meer gevestigd. In de provincie, een van de meest vruchtbare delen van China, worden tal van landbouwproducten geteeld en er is een belangrijke uitvoer. Rijst, verbouwd in de vlakke lagere streken en op de geterrasseerde heuvelhellingen is het hoofdvoedingsgewas ; thee, geteeld langs de dalwanden van de benedenloop van de Siang-kiang is het belangrijkste handelsgewas. In de bergdalen treft men hoofdzakelijk voedingsgewassen (granen, bonen en aardnoten) aan.
De provincie is rijk aan delfstoffen (ertsen en kolen). De best toegankelijke steenkolenvelden van Zuid-China liggen binnen de provincie; men schat de voorradige hoeveelheid aan anthraciet en bitumineuze kool op resp. 1 milliard en 720 millioen ton. De Hankou-Kanton en de Hankou-Kiang-si spoorlijn gebruiken de Hoenankolen. De voorraad ijzererts wordt geraamd op 26 550 000 ton. De provincie levert 83 pct van de totale jaarlijkse Chinese antimoonwinning; lood en zink worden in geringere hoeveelheden voortgebracht. Hoenan heeft een jaarlijkse productie van 2500 ton zuiver lood, 100 000 oz. zilver, 200 oz. goud en 1000 ton zuiver zink.
Kwik-zilver, bismuth, zout, molybdeen, koper, wolfram en zwavel worden eveneens gewonnen. Het bergland levert tungolie.
De provinciale hoofdstad is Tsjang-sja, aan de Siang-kiang, met universiteit; andere belangrijke plaatsen zijn Jo-tsjou; Tsang-te, de voornaamste stad aan de Jueng-kiang; Sjin-tsjou; Pao-king, door een weg verbonden met Tsjang-te en Hengtsjou aan de Siang-kiang.
