of San Domingo, ook wel Hayti (Haïti) geheten, is op één na het grootste en het meest vruchtbare eiland van de Grote Antillen in West-Indië. Het ligt tussen 17° 37' en 19° 57' N.Br. en tussen 68° 21' en 74° 30' W.L. v.
Gr., is door de Mona-passage van Portorico, door de Windward-passage van Cuba en Jamaica gescheiden, bezit een breedte van 40-265, een lengte (van het O. naar het W.) van 630 km en heeft met de kleine eilanden Tortuga, Lavache, Grande Cayemite, Gonave, Saona en Beate een oppervlakte van 77 253 km2. Het eiland is rijk geleed en bergachtig. De hoofdketen loopt naar het O.Z.O. en draagt in het Z.O. de naam Cibao. De hoogste top is de 3140 m hoge Loma-Tina, ongeveer in het midden van het land op Dominicaans gebied.Reeds dadelijk na de ontdekking in 1492 door Columbus was de goudrijkdom beroemd; in de 16de eeuw is het alluviale goud echter reeds geheel verwerkt. Ook andere edele en niet-edele metalen komen voor: koper en ijzer bij Punta Plata en Yasica. Ook worden in de tertiaire sedimentaire gesteenten aardolie, bruinkool en zout aangetroffen. Weiden treft men vnl. aan in de Vega Real aan de Yaqui en de Yuna. Goede natuurlijke havens heeft het eiland weinig; opgeheven koraalriffen geven slechts onvoldoende bescherming.
Het klimaat is tropisch, heet en vochtig; op de bergen heerst echter een eeuwige lente. Men heeft er periodieke regen- en droge tijden. Regel is, dat de maanden Dec., Febr. en Juli het droogst, Mei en Oct. het rijkst aan neerslag zijn. De gemiddelde jaartemperatuur bedraagt te Port-au-Prince 26,2 gr. C., die van Juli 27,8 gr. C., van Jan. 24,4 gr. C.; de jaarlijkse neerslag 1394 mm.
Het eiland omvat twee republieken, nl. de Dominicaanse* Republiek of San Domingo in het O. en Haïti* in het W.
