Baron, Japans generaal en politicus (Tokio Dec. 1884 - 21 Dec. 1948), werd, na zijn aanstelling tot officier, van 1913-1915 werkzaam gesteld bij de Commando- en Generale-stafschool. Van 1919 tot 1922 was hij militair attaché te Berlijn.
Enige jaren later werd hij benoemd tot commandant van de gendarmerie en van de geheime politie in Mandsjoekwo, en vervolgens chef van de staf van het Kwantoeng-leger. In 1937 werd hij onder-minister van Oorlog onder generaal Itagaki. Na de val van het 3de kabinet-Konoye op 17 Apr. 1941 werd deze als eerste-minister door Tojo opgevolgd die tevens min. v. Oorlog en van Binnenlandse Zaken werd. Deze benoeming betekende practisch dat het Japanse leger de verantwoordelijkheid voor de politiek en het gedrag van de regering op zich nam, mede in verband met de omstandigheid dat Tojo zijn actieve rang in het leger behield. De progressieve houding van leger en vloot deed terecht vrezen dat onder Tojo’s leiding Japan spoedig de oorlog zou verklaren aan de geallieerde mogendheden. De overval op Pearl Harbor bewees al spoedig dat deze vrees gegrond was. Onder de indruk van de Japanse nederlagen legde Tojo in 1944 het bewind neer en werd als premier opgevolgd door Koiso. Bij vonnis van het Internationaal gerecht voor belangrijke oorlogsmisdaden te Tokio werd Tojo op 12 Nov. 1948 wegens gepleegde oorlogsmisdaden ter dood veroordeeld en vervolgens opgehangen.