Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Herman Willem DAENDELS

betekenis & definitie

Nederlands generaal en G-G. van Ned. Oost-Indië (Hattem 21 Oct 1762- St George d’Elmina 2 Mei 1818), was zoon van de stadssecretaris van Hattem.

Hij studeerde rechten te Harderwijk en vestigde zich als advocaat in zijn geboortestad, waar hij in 1785 op de aanbeveling voor benoeming tot schepen werd geplaatst. Stadhouder Willem V wenste hem evenwel niet te benoemen, waarop Daendels zich nu openlijk bij de Patriottenpartij aansloot. Hij nam deel aan de woelingen in Gelderland (1786) en als aanvoerder van een afdeling Gelderse Patriotten aan de verdediging van Amsterdam tegen de Pruisen (1787). De restauratie van het stadhouderlijk bewind noodzaakte hem, als vele partijgenoten, het land te verlaten.

In 1788 veroordeelde het Hof van Gelderland hem bij verstek, om met het zwaard over het hoofd te worden gestraft en tot levenslange verbanning uit Gelderland.Daendels begaf zich naar Duinkerken en zocht er aanvankelijk een bestaan in de handel. Met grote belangstelling volgde hij het verloop der Franse Revolutie en nam zitting in het Bataafs Comité, dat een omwenteling in de Noordelijke Nederlanden voorbereidde. Toen het gunstige ogenblik scheen te zijn gekomen trad hij in 1792 als bataljons-commandant van het Bataafs Legioen in Franse krijgsdienst. Als zodanig nam hij deel aan de verovering van België onder Dumouriez.

Een jaar na diens nederlaag bij Neerwinden, in 1793, volgde Daendels’ benoeming tot brigade-generaal in het Noorderleger onder Pichegru (Mrt 1794). In deze functie nam hij o.a. deel aan de belegering van ’s-Hertogenbosch en de verovering van de Bommelerwaard.

In Dec. 1794 trokken de legers van Pichegru over de bevroren rivieren de Nederlanden binnen.

Daendels vroeg daarna ontslag uit de Franse dienst en ging als luitenant-generaal over in dienst van de Bataafse Republiek.

Als vurig Unitaris volgde Daendels met critische blik de werkzaamheden ter voorbereiding van een constitutie voor de Bataafse Republiek en toen dit niet naar zijn inzicht verliep, volvoerde hij 22 Jan. 1798 zijn eerste staatsgreep en zette met zijn grenadiers alle Federalisten buiten de Nationale Vergadering. Op 12 Juli d.a.v. greep hij andermaal in en dwong het op onwettige wijze gekozen Uitvoerend Bewind tot aftreden, wat hem de bijnaam Tweede Brutus bezorgde. In 1798 benoemde het Uitvoerend Bewind der Bataafse Republiek hem tot bevelhebber der Bataafse troepenmacht, die zou deelnemen aan de landing in Ierland, welke expeditie echter niet doorging.

In het volgende jaar droeg het Directoire hem op zich aan het hoofd van een Bataafse divisie onder opperleiding van generaal Brune te plaatsen, met opdracht een dreigende Engels-Russische inval in Noord-Holland te beletten. Hij kon echter niet voorkomen dat de landing in 1799 gelukte. Hoewel hij zich in de verdere strijd zeer dapper gedroeg en de vijanden bij de overeenkomst van Alkmaar gedwongen werden het land te verlaten, was dit voor Daendels’ talrijke tegenstanders en benijders een welkome gelegenheid een campagne tegen hem te beginnen. Men beschuldigde hem zelfs van verraad.

Teleurgesteld nam Daendels in 1800 ontslag, vestigde zich als landbouwer in Gelderland en hield zich enige jaren geheel afzijdig van de politiek.

Na de stichting van het koninkrijk Holland in 1806 herstelde koning Lodewijk Napoleon hem evenwel in ’s lands dienst en de benoemingen en bevorderingen volgden elkaar nu in snel tempo op: 16 Sept. commandant van de 3de divisie van het Hollandse leger, dat een inval in Duitsland zou ondernemen; 27 Oct. G.-G. van het door de Hollandse troepen bezette Westfalen; een week later tevens G.-G. van Oost-Friesland; 21 Dec.bevordering tot kolonel-generaal van de troepen te paard; Nieuwjaarsdag 1807 benoeming tot staatsraad in buitengewone dienst en 28 Jan. ,,G.-G. van de Aziatische koloniën en bezittingen”; met toekenning van rang en titel van maarschalk van Holland, ingaande op de dag van inscheping, die 18 Febr. geschiedde.

Het was een zware taak, die op Daendels’ schouders werd gelegd. In de resten van het oude Compagniesgebied, Java, Timor, een deel der Molukken en Bandjermasin was het Nederlandse gezag op schrikbarende wijze gedaald. Zending van troepen, geld en materiaal uit het moederland was niet mogelijk, daar de Engelsen de zeewegen beheersten. Het was zelfs voor Daendels niet eenvoudig om zijn standplaats Batavia te bereiken.

Na een avontuurlijke reis zette hij 1 Jan. 1808, slechts van één adjudant vergezeld en zonder in het bezit te zijn van geloofsbrieven, te Anjer voet aan wal. Vier dagen later kwam hij op Batavia aan, waar zijn voorganger, Wiese, ondanks het ontbreken van geloofsbrieven niet aarzelde hem de 15de het bewind over te dragen.

Uit Daendels’ Instructie blijkt, dat zijn voornaamste taak was de Hollandse koloniën te beschermen tegen de Engelsen. Hij begon dan ook met een reorganisatie van het leger, vulde het aan met inheemse vrijwilligers, bouwde te Weltevreden een voor die tijd modern hospitaal, te Soerabaja een constructiewinkel, te Semarang een cadettenschool, te Batavia een kanongieterij. Het oude ongezonde kasteel op deze plaats liet hij slopen en vervangen door een versterkt kamp te Meester Cornelis. Soerabaja kreeg, ter bescherming van zijn belangrijke rede, het fort Lodewijk.

Ook het meest populaire werk van Daendels, de grote postweg van Anjer naar Panaroekan, had allereerst een militair doel, snelle troepenverplaatsing. De aanleg van een oorlogshaven aan de Meeuwenbaai (Straat Soenda), moest hij, wegens het funeste klimaat en tegenwerking der Bantammers, opgeven.

Bestuur en rechtspraak organiseerde Daendels op moderne wijze, en ruimde daarbij tal van misbruiken en wantoestanden uit de Compagniestijd op, maar al deze nieuwigheden bezorgden hem de haat en tegenwerking der Oudgastenpartij, die tal van klachten en beschuldigingen tegen hem naar Napoleon opzond En er waren gegronde klachten. De ernstigste was wel de wijze, waarop Daendels zich verrijkte. Bovendien getuigde zijn optreden tegen de inheemse vorsten van weinig tact en kennis van hun zeden en gewoonten. Kort na de inlijving van het moederland riep Napoleon Daendels terug en deze droeg 16 Mei 1811 het bewind over aan de door de keizer benoemde generaal Janssens.

Na terugkeer in Europa heeft Daendels weer in het Napoleontische leger gediend en o.m. de tocht naar Rusland gedeeltelijk meegemaakt. Toen de keizer definitief was afgezet, trachtte Daendels bij koning Willem I in de gunst te komen en een vooraanstaande positie te verkrijgen, liefst als G.-G. van de Indische bezittingen. Begrijpelijkerwijze vertrouwde de Oranjevorst de oud-revolutionnair niet al te zeer, maar hij benoemde hem toch ten slotte in Oct. 1815 tot G.-G. van de Nederlandse Bezittingen aan de kust van Guinee, een uiterst ongezond en weinig betekenend gebied. Daar is Daendels 2 Mei 1818 overleden.

DR F. W. STAPEL

Lit.: Mackay, De handhaving van het Europeesch gezag en de hervorming van het regtswezen onder het bestuur van den G. G. Mr H. W.

D. (’s-Gravenhage 1861); De Jonge en Van Deventer, De opkomst van het Ned. gezag over Java, dl XIII (’s-Gravenhage 1888): Mendels, H. W. D. voor zijn benoeming tot G. G. van Oost-Indië (’s-Gravenhage 1890); Koolemans Beynen, Het terugtrekken van D. in 1799 uit de Zijpe naar de Schermer (Meded.

Letterk. 1897-1898); De Roo, Documenten omtrent H. W. D. (2 dln, ’s-Gravenhage 1909); Collet, L’île de Java sous la domination française (Bruxelles 1910); Van der Kemp, St. George d’Elmina in 1825 (Tijdspiegel 1910); Mej.

Hoogendijk, Mr H. W. D. als G.-G. ter kuste van Guinea (Westind. Gids 1943).

Verder z Bataafse Republiek.

< >