(Otto), Duits scheikundige (Pforzheim 4 Juni 1877), studeerde te München en Berlijn en aan de Technische Hogeschool te Stuttgart, promoveerde in 1901 te München. In 1909 werd hij aldaar hoogleraar en kwam in 1913 aan het hoofd van het chemisch laboratorium.
Van 1917-1918 werkte hij aan het Kaiser-WilhelmInstitut für Chemie te Berlijn-Dahlem, daarna was hij, met een korte onderbreking, hoogleraar aan de Technische Hogeschool van München.Hij verkreeg in 1927 de Nobelprijs voor scheikunde wegens zijn onderzoekingen der galzuren. Ook op andere gebieden van de biochemie, o.a. over het mechanisme van de biologische oxydatie, over alkaloïden (lobeline, morphine), digitalis-glucosiden, giftige stoffen van de pad en over pterinen (kleurstoffen uit vlindervleugels), heeft hij verdienstelijke bijdragen geleverd.
Bibi.: Über den Verlauf der Oxydationsvorgänge (1933, ook in Eng. vert.).
Lit.: G. Lunde, in: J. Chem. Education, 7 (1930).