Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Harriet beecher-stowe

betekenis & definitie

bekend Amerikaans pionierster der slavenemancipatie (Lichfield, Conn. 14 Juni 1812 - Hartford 1 Juli i8g6), jongste dochter van den Presbyteriaansen geestelijke Lyman Beecher en zuster van den in zijn tijd vermaarden kanselredenaar Henry Ward Beecher, stond jong haar zuster in een meisjesschool ter zijde en huwde in 1836 Calvin E. Stowe (gest. 1886), hoogleraar aan een seminarium te Cincinnati, later aan een in Massachusetts, twee kweekinrichtingen die brandpunten waren van de „abolitionistische” propaganda.

In haar vrije tijd schreef zij voor onderscheiden tijdschriften. Steeds vervuld van vurige belangstelling voor de slavenkwestie, had zij haar woning aan een tak van de zgn. „underground railroad”, de geheime route waarheen voortvluchtige slaven zich naar Canada begaven. In feite bestond die route uit een reeks woningen van Kwakers en andere abolitionisten, op 4-6 uur afstands van elkaar gelegen, waar de voortvluchtigen bij dag een schuilplaats vonden, om dan in de nacht verder te worden gebracht, wat vaak niet zonder ontmoetingen met vervolgers en alsdan met gevechten en mishandelingen gepaard ging. Niet alleen in Cincinnati, maar ook in de zuidelijke slavenstaten, die ze met haar echtgenoot bezocht, sloeg zij slaven en slavenhouders met hun bedrijf nauwgezet gade. De indrukken, aldaar opgedaan, gaf zij weer in haar befaamde roman Uncle Tom’s Cabin, die eerst als feuilleton in „The National Era” verscheen: toen dit in 1852 in boekvorm uitkwam, had het meteen een ontzaglijk succes en oefende in de V.S. geweldige invloed uit ten gunste van den neger. Alleen in Engeland werden er in één jaar 1 i millioen exemplaren van verkocht.

Herhaalde malen werd het ook in bewerking ten tonele gebracht. Toen sommigen haar beschuldigden van vervalsing der waarheid, leverde ze met Key to Uncle Tom’s Cabin (1853), aan de hand van een omstandige documentatie, de onweerlegbare bewijzen van het beweerde. In 1853 reisde zij door Europa en werd er als een heldin ontvangen. In 1856 bracht ze nog een tweede strekkingsroman over het slavenvraagstuk, Dred, a Tale of the Dismal Swamp, welks succes verre bij haar eersteling ten achter bleef. Haar smadelijke aanval op Byron inThe True Story of Lady Byron’s Life (gepubl. in The Atlantic Monthly, Sept. 1869) deed aan haar prestige veel afbreuk, een brochure Lady Byron vindicated was niet in staat dit weer goed te maken. Voorts schreef zij nog romans over New England.Bibl. (behalve de genoemde): The Minister’s Wooing (1859); Queer little People (1867); Daisy’s first winter and other stories (1867); Men of our times (1868); Old town folks (1869, 2de dr. 1871); Pink and white tyranny (1871); My wife and I, or Harry Henderson’s story (1872); Palmetto Leaves (1872); benevens een aantal gedichten.

Lit.: A. Fields, Life and letters of H. B. St. (Boston 1897); C. L. and L. B.

Stowe, H. B. St., the Story of her Life (Boston 1911); A. F. Wils on, Grusader in Crinoline (New York 1941).

< >