Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HANDELSTALEN

betekenis & definitie

noemt men al zulke talen die zich in het handelsverkeer tussen Europeanen en inwoners van andere werelddelen ontwikkeld hebben. De voornaamste groep van deze talen vat men gewoonlijk samen onder de term Creoolse* talen; de bekendste voorbeelden daarvan zijn Papiamento* en Pidgin*, terwijl daarnaast nog verdienen genoemd te worden Beach-la-Mar*, Chinook* en Lingua franca*.

De algemene eigenschappen van deze talen zijn dezelfde als die van de Creoolse talen: een klanksysteem dat aangepast is aan de spreekgewoonten der inboorlingen, een zeer vergaande vereenvoudiging der flectie en een woordenschat van gemengde herkomst. Men beschouwde deze talen vroeger als taalvermengingen, die inderdaad wel plaatsgehad hebben, maar de kinderlijke eenvoud der grammatica berust niet daarop, dat de inboorlingen het vormsysteem van de Europese taal slechts gebrekkig hebben kunnen overnemen, maar veeleer daarop, dat de Europeanen, in de trant van de kindertaal, zelf zoveel mogelijk vereenvoudigd hebben. Als in de Lingua franca mangiar gebruikt wordt voor: ik eet, jij eet, eet enz., dan is dit niet alleen het gevolg daarvan, dat de Arabieren de infinitief gebruikt hebben voor verschillende persoonsvormen, want hoe zouden zij, nog onkundig van het Italiaans, juist de onbepaalde wijs als plaatsvervanger der persoonsvormen hebben gekozen? Het zijn veeleer de Italianen, die hun infinitief als passe-partout gebruikt hebben. Hetzelfde geldt overal waar deze verkeerstalen worden gevormd; de lingua geral Brazilica, die gebruikt wordt tussen blanken, Indianen en negers, maar zelfs ook tussen verschillende Indianenstammen, bezit verbuiging noch vervoeging, versmaadt alle zinsbouw en heeft een gemakkelijke uitspraak. Voor de bestudering van die talen, die zijn ontstaan doordat een volk de taal van zijn overheersers aanleerde, kunnen deze handelstalen echter weinig licht geven.Lit.: H. Schuchardt, Zeitschr. für roman. Philol., 33 (1909), blz. 441 vlgg.; O. Jespersen, Languaga, lts Nature, Development and Origin (London 1925), blz. 216 vlgg.; J. E. Reinecke, Trade Jargons, in Social Forces (1938); C. Meinhof, PidginSprachen, in Ztschr. für Eingeborenensprachen (1939).

< >