Duits industrieel (’s-Gravenhage 7 Aug. 1870 - 16 Jan. 1950), heette eigenlijk alleen von Bohlen und Halbach, trad in diplomatieke dienst, huwde in 1906 Bertha Krupp en nam toen de naam Krupp von Bohlen und Halbach aan. Hij nam in dat jaar de leiding der firma over, die in 1903 in een naamloze vennootschap (A.G.) was omgezet waarvan Bertha Krupp vrijwel enig aandeelhoudster was. 37 jaar heeft hij de leiding van de Krupp-Werke gehad.
Tijdens de Ruhrbezetting in 1923 werd hij door de Fransen wegens lijdelijk verzet tot 15 jaar gevangenisstraf veroordeeld, maar spoedig weer vrijgelaten. In 1943 werd bij een buitengewoon decreet de Krupp-Werke A.G. ontbonden en omgezet in een vennootschap onder firma terwijl het kapitaal van Bertha Krupp werd overgedragen aan haar zoon Alfried (zie hieronder), enig firmant. In 1945 werd Gustav Krupp von Bohlen und Halbach, die geheel verlamd was, als oorlogsmisdadiger door het geallieerd bestuur gevangengenomen, doch weer vrijgelaten.Zijn zoon Alfried (13 Aug. 1907) werd in 1945 evenals zijn vader gearresteerd en op 31 Juli 1948 met 11 van zijn medewerkers door een Amerikaans militair tribunaal te Neurenberg veroordeeld als oorlogsmisdadiger. Zijn vonnis luidde: 12 jaar gevangenisstraf en verbeurdverklaring van zijn vermogen. Hij stond terecht aangezien zijn vader wegens zijn gezondheidstoestand naar de mening van het tribunaal niet kon worden vervolgd. De bedoeling van het proces was nl. om, zoals de Amerikaanse openbare aanklager Jackson het uitdrukte: „de wapen- en munitie-industrie in de persoon van haar bekendste en hardnekkigste vertegenwoordiger voor dit hof te brengen”. In Febr. 1951 werd Alfried Krupp vrijgelaten; over de verbeurdverklaring van zijn vermogen en over hetgeen dit vermogen omvat loopt thans (Sept. 1951) nog een zeer gecompliceerde rechtsstrijd.
MR J. VAN GALEN.
