Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Gustav CASSEL

betekenis & definitie

Zweeds economist (Stockholm 20 Oct. 1866 -Jörköping 15 Jan. 1945), was sedert 1907 hoogleraar te Stockholm. Zijn theoretisch-economisch stelsel staat onder invloed van Léon Walras.

Hij wilde een prijsleer geven die niet steunde op een subjectieve waardeleer, zoals dat bij de aanhangers van de Oostenrijkse school het geval was. Hij bracht sterk de interdependentie van de prijzen van producten en van productiemiddelen naar voren. In tegenstelling tot de causaal-genetische theorieën, die uitgaande van een onderzoek naar de prijsvorming de samenhang van de prijzen willen verklaren door de wetten van hun ontstaan te leren kennen, behoort zijn theorie tot de functionele theorieën, die door een nauwkeurige vaststelling van de voorwaarden voor het evenwicht de functionele verhouding tussen de reeds in een toestand van evenwicht zich bevindende prijzen willen aangeven.Na 1914 hield hij zich vooral bezig met monetaire vraagstukken. In de jaren na 1920 heeft hij enige tijd internationaal een belangrijke positie ingenomen en heeft hij invloed gehad op het herstel van de gouden standaard en de betrekkelijke stabilisatie van het economisch leven in Europa. Na 1930 trad zijn invloed weer op de achtergrond daar zijn liberale opvattingen weinig pasten bij de toenmalige ontwikkeling. Bekend is ook zijn leer van de koopkrachtpariteit ter verklaring van de wisselkoersen tussen landen die de gouden standaard hebben verlaten en waar alleen oninwisselbaar papier- en giraal geld circuleert.

PROF. MR F. DE VRIES

Bibl.: Grundriss einer elementaren Preislehre (Zeitschr. f. d. gesamte Staatswiss. 1899); Das Recht auf den vollen Arbeitsertrag (1900); Der Ausgangspunkt der theoretischen Nationalökonomie (Z. f. d. ges. Staatsw. 1902); The Nature and Necessity of Interest, (1903); Theoretische Sozialökonomie (1918); Money and Foreign Exchange after 1914 (1922); Fundamental Thoughts in Economics (1925); Recent Monopolistic Tendencies (1927, memorandum Volkenbond); Post-war Monetary Stabilisation (1928); Foreign Investments (1928); Autobiographie (1940/1).

Lit.: W. L. Valk, Het Theoretisch-Economisch Stelsel van G. C. (1926); W.

Kromphardt, Die Systemidee im Aufbau der C.schen Theorie (1927); H. Mayer, Der Erkenntniswert der funktionellen Preistheorien (Die Wirtschaftstheorie der Gegenwart II, 1932).

< >