(1) is de naam van een oorspronkelijk zeer talrijk landbouwvolk van Zuidamerikaanse Indianen, die een belangrijk deel van de Toepisprekende volken vormen. Ten tijde van de ontdekking van Amerika waren de Guarani verspreid over het gebied van het tegenwoordige Paraguay en de aangrenzende Argentijnse staten Corrientes en Missiones.
Oostwaarts woonden zij langs de bovenloop van de Uruguay tot een eind in de Braziliaanse staten Santa Catherina en Rio Grande do Sul. In de loop van de 16de eeuw trokken vele Guarani zich terug tot in Bolivia.In de 17de eeuw stonden zij wel bekend om de resultaten die het bekeringswerk der Jezuïeten onder hen behaalde.
In hun oorspronkelijke staat gaan de Guarani’s geheel naakt. Karakteristiek is hun lange hangende onderlipversiering. De Guarani’s verbouwen hoofdzakelijk maïs, maniok en zoete aardappelen. Zeer berucht waren zij om hun ritueel kannibalisme waarvoor zij krijgsgevangenen doodden.
Lit.: Fr. Müller, Beiträge z. Ethnographie der Guarani-Indianer im östl. Waldgebiet v. Paraguay (1935).
(2). De naam Guarani is ook van toepassing op een veel grotere groep van Zuidamerikaanse landbouwindianen, die oorspronkelijk een andere taal gesproken hebben, maar die geguaraniseerd zijn. Op lage trap kan een dergelijke overneming van taal gemakkelijk plaats vinden. Blijkens een uitlating van von Martius, een bekend ethnograaf uit de 19de eeuw, veranderen vele Indianenstammen zeer gemakkelijk van taal.
(3) is de verkeerstaal in Paraguay, ontstaan onder invloed van de missie uit het oude Toepi.
Lit.: Juan de Bianchetti, Gramática Guarani (Avá Neê) (Buenos Aires 1944).
