stad en countyborough in het Engelse graafschap Lincolnshire-Lindsey, aan de monding van de Humber, telt (1949) 91 350 inw. Zij bestaat uit een Oude en een Nieuwe stad, de voorsteden Glee en Gleethorpe (zeebad), heeft verschillende moderne kerken en mooie gebouwen (stadhuis, korenbeurs, schouwburg), en mooie parken.
De industrie omvat o.m. scheepsbouw, looierij, touwslagerij en brouwerij. De stad heeft een handelshaven (Royal Doek) en vissershavens. Grimsby is de voornaamste vissershaven van Engeland voor verse vis. Er behoren ca 700 vissersvaartuigen thuis (met 60 000 r. t. en 8000 man).
Bovendien komen hier nog vele andere Engelse, Schotse en vreemde vissersvaartuigen ter markt (trawlers, haringvissers enz.). De haven waarvan in 1849 met de aanleg werd begonnen, is het eigendom van een spoorwegmaatschappij die, behalve voor de voorziening van de vissersvaartuigen met water, ijs en kolen, ook voor een snelle afvoer van de aangevoerde vis zorgt. Elke avond vertrekken er speciale vistreinen naar Londen, de Midlands, Lancashire enz. Per jaar wordt er ca 160 000 ton vis aangevoerd.
Het totale scheepvaartverkeer in de gezamenlijke havens van Grimsby beloopt ca 5 mill. r.t. per jaar. Ingevoerd worden: vis, levensmiddelen (graan, boter, vlees), hout (vooral mijnhout), ijzererts, ruwe wol, papier enz. De uitvoer, die slechts de helft van de invoer beslaat, bestaat vnl. uit wollen garens en wollen stoffen, ijzer- en staalwaren, kolen, machines enz. De stad drijft vooral handel met de Oostzee en met Nederland.