is in feite elk stuk waaraan een gouden of vergulde bul is gehecht. De term wordt evenwel meer in het bijzonder gebruikt ter aanduiding van de rechtscodificatie, uitgevaardigd door de Duitse keizer Karel IV, eerst op de Rijksdag te Neurenberg (10 Jan. 1356), en — nadat protest was opgerezen — enigszins herzien en gewijzigd op de Rijksdag te Metz (25 Dec. 1356).
In dit stuk, dat een proloog en 31 hoofdstukken omvat, werd meer in het bijzonder de verkiezing der Duitse koningen (aantal en aanduiding der keurvorsten, te volgen formaliteiten en ceremoniën, rijksbestuur bij vacature van de troon enz.) definitief geregeld en omschreven (doch niet in leven geroepen: de Gouden Bul schiep geen nieuw recht, tenzij in enkele detailkwesties). Tevens werden enkele andere publiekrechtelijke bepalingen ingelast nopens het bewaren van de landsvrede, het verbod voor de steden „Pfahlbürger” (hagepoorters) op te nemen, enz.DR. L. VOET
Lit.: K. Zeumer, Die Goldene Bulle Kaiser Karls IV (a dln, 1908).