is een der Zuidhcllandse delta-eilanden, ingesloten door het Haringvliet, het Zuiderdiep en het Goereesche gat of Slijkgat en verder door het Volkerak, de Krammer, de Grevelingen of Bieningen, de Hals en het Springerdiep en de Noordzee. Het eiland beslaat een oppervlakte van ca 220 km2 en is geheel verdeeld in polders.
Afgezien van het N.W.-deel, waar duinen liggen, is het gehele eiland door dijken omringd en bestaat uit vette zeeklei. De afwatering geschiedt gedeeltelijk rechtstreeks op zee, gedeeltelijk op een viertal boezems en door deze op het buitenwater.Landbouw is het overwegende middel van be-staan op dit eiland; van de opp. cultuurgrond wordt ruim 74 pct door bouwland in beslag genomen, en ca 20 pct door grasland; ca 6 pct is tuingrond. In de landbouw vormen tarwe, aardappelen, suikerbieten, doch vooral uien de hoofdproducten. Het tweeling-dorp Middelharnis-Sommelsdijk vormt het voornaamste centrum voor dit agrarisch gebied.
Volgens de overlevering zou het eiland Goeree eenmaal met Schouwen en Oost-Voorne verbonden zijn geweest, maar door herhaalde watervloeden grotendeels verdwenen zijn, zodat omstreeks het jaar 1300 nog slechts enkele stukken over waren, die een aantal eilanden vormden, waarvan het grootste zich bij de duinen aansloot. Van deze oudste kern was het Oudeland van Diepenhorst reeds in de 12de eeuw bedijkt, terwijl van de 14de tot de 17de eeuw verschillende bedijkingen daaraan werden toegevoegd. Van Overflakkee waren in het begin van de 15de eeuw alleen de opwassen van Dirksland (1415) en Herkingen (1420) bedijkt. In de loop van de 15de eeuw volgden Oude Tonge (1438), Sommelsdijk-Middelhamis (1465) en Ooltgensplaat (1483), waarop later andere bedijkingen aansloten.
In de 18de eeuw kwam door het leggen van de Stellendam de vereniging van Goeree en Overflakkee tot stand.
Lit.: J. v. d. Waal en F. O. Vervoorn, Beschr. v. h. eiland Goedereede en Overflakkee, zijn wording en zijn voortbestaan tot op heden (Sommelsdijk 1895); J.
Boomsma en J. Verseput, Verdrinkend land. Illegale fotodocumentatie (Middelhamis 1945); C. W.
C. v. Beekom, Eiland in nood (2de dr., ’s-Gravenhage 1945).