of Ghobi, in het Mongools Sjamo (Zandzee), is de Chinese naam voor de oostelijke helft van de hoogvlakte Hanhai. Zij strekt zich tussen 37° en 48° N.Br. ca 3500 km van het Z.W. naar het N.O. uit en omvat het zuidelijk deel van Mongolië.
In het Z. en N. is de woestijn (beter: steppenhoogland) scherp begrensd, hoewel de bodem nergens steil rijst; in het O. wordt de grens op ca 1150 O.L.v.Gr. aangenomen, in het W. in de lijn Cha-mi-Ansi (ca 950 O.L.v.Gr.). In het N. ligt zij gemiddeld 800 m, in het Z. 1000 m boven de zeespiegel; het laagste gedeelte (600 m) ligt op 440 N.Br. en 1120 30' O.L.v.Gr. Tussen golvende, evenwijdig van het O. naar het W. lopende hoogteruggen strekken zich min of meer grote leemen kiezelsteppen uit. In het W. vond Futterer een gemiddeld 1600-1900 m hoge, uit oude gesteenten bestaande zone, die in het Z. door een 1000-1400 m hoge, in het N. door een minder dan 1500 m hoge depressie begeleid wordt.
Aan de Noordrand (Oerga, 1150 m) is de gemiddelde jaarlijkse temperatuur—2,4 gr., Januari —26,2 gr., Juli + 17,5 gr., te Siwantse (1190 m) resp. +3,6 gr., —15,3 gr., +19,3 gr. C. De overgang van de grote koude tot de hitte in het voorjaar is zeer snel. De bewolking en neerslag zijn (vooral in de herfst en winter) zeer gering; Oerga heeft een neerslag van 180 mm per jaar; daarvan valt 70 mm in Juli.
Siwantse heeft 430 mm, waarvan in Juli 110 mm valt. De wintermaanden zijn droog. In de koude jaargetijden heersen dikwijls ijzige N.W. stormen. De kleine, alle uit het Z. afkomstige riviertjes monden uit in een van de vele zoutmeertjes van de zuidelijke zone, zoals de Edsin-gol in de Socho-nor.
De Gobi is een steppengebied, dat in de warme jaargetijden met laag gras, éénjarige kruiden, dikwortelige heesters, doornige halfstruiken en bolgewassen bedekt is. Bossen ontbreken geheel. Een hoog gras, Lasiagrostis splendens, groeit in de dalen. Ook de fauna is arm (o.a. wilde paard (tarpan) en wilde kameel).
Een gezeten bevolking vindt men alleen aan de randen bij China. De woestijn wordt bezocht door Mongolen met hun grote kudden; zij wonen in tenten. Karavaanwegen lopen door de Gobi tussen China en Noord-Azië, o.a. de oude Siberische theeweg, die echter zijn betekenis geheel verloren heeft. Eerst de ontdekkingsreizen van de 20ste eeuw hebben de Gobi nauwkeuriger leren kennen.
De oudste berichten omtrent deze landen zijn die van pater Gerbillon, die er in 1688-1698 acht zendingsreizen volbracht, die van de Nederlander Evert Ysbrandsz. Ides (1692-1694). In opdracht van de Chinese regering heeft Sven Hedin dit gebied geëxploreerd.Lit.: Futterer, Geographische Skizze der Wüste Gobi zwischen Hami und Su-tschou (Erg. Heft 139 bÿ Petermanns Mitteilungen, 1902); Kozlow, Zur toten Stadt Chara-Choto (1925); Berkey and Morris, Geology of Mongolia (New York 1927) ; Sv. Hedin, Auf grosser Fahrt (Ned. vert.: De Groote Karavaan, Amsterdam 1929); Idem, Rätsel der Gobi (Ned. vert.: Raadselen der Gobi, Amsterdam 1931); H. E.
Dattmann, Mit Sven Hedin durch die Wüste G. (1938) ; B. Plaatschke, Landschaftkundl. Wesenszüge (New York 1944)