gemeente in Zuidholland, met op 1873 ha (1949) 4840 inw., v.w. (1947) 95 pct Prot. en 3,5 pct zonder kerkelijke gezindte. De bodem bestaat uit laagveen met een weinig klei langs de Giessen en is voor 97 pct als grasland in gebruik.
Veehouderij is een belangrijk bestaansmiddel, doch hoofdzaak is de industrie (houtbouw, w.o. kruiwagen- en ketenbouw alsmede hoepelmakerijen benevens een in 1950 opgericht belangrijk slopersbedrijf van schepen, terwijl ook een deel van de bevolking in de aangrenzende industrie gemeente Sliedrecht werkzaam is. De gemeente omvat de dorpen Giessendam en Giessen-Oudekerk. Ten Z. van laatstgenoemde plaats lag weleer de Giessenburg, een kasteel der heren van Brederode.Lit.: Jurriaan van Toll, Een en ander over Giessendam (’s-Gravenhage 1940, gestencild); Documentatie industrieterreinen gemeente G. Rapport Econ. techn. Inst. in Z. Holl., Zeel. en Utrecht (Rotterdam 1943).