(Genealogie) is de wetenschap der op afstamming berustende verhoudingen der menselijke individuen. In ruimere zin wordt het begrip genealogie ook gebruikt voor de afhankelijkheid van twee zaken in die zin, dat de jongere uit de oudere zijn oorsprong neemt, zodat men bijv. een genealogie kan opstellen van de handschriften van de Saksenspiegel en bij de stadrechten bijv. spreekt van de moeder- en dochterstad, indien het ene stadrecht ontleend is aan een reeds vroeger aan een andere stad verleend stadrecht.
Ook kan men bij de dieren spreken van familieverband en kwartierstaat. In de volgende uiteenzetting wordt echter de genealogie in de engere opvatting behandeld.De practische genealogie is ten minste even oud als de geschiedenis. Bij de Ouden vindt men immers reeds stamtafels der helden en in het Oude Testament zijn de genealogische mededelingen en lijsten groot in aantal. In de Middeleeuwen werden in de acten de verschijnende personen veelal aangeduid met de namen van vader en grootvader er bij: als Pieter Claes Gysbertszoonszoon, zodat men aanstonds een genealogische omschrijving van de comparant verkreeg. Als wetenschap is de genealogie van betrekkelijk jonge datum.
De theoretische grondslag er van werd door J. Gh. Gatterer (1727-1799) in zijn Abriss der Genealogie (1788) gelegd. Het eerste eigenlijk wetenschappelijk leerboek echter is het werk van O.
Lorenz (1832-1905) en draagt de titel: Lehrbuch der gesamten wissenschaftlichen Genealogie (1898).
De afstamming brengt de individuen in enger en ruimer verband tot elkander. De engste groep is het gezin (familie in enge zin); een ruime groep is het geslacht, terwijl de familie in zeer ruime zin (in het Duits: Sippe) alle bloedverwanten bedoelt aan te duiden. Deze groepsverhoudingen zijn van grote betekenis geweest zowel op historisch als op sociaal gebied. In vroeger eeuwen speelde het genealogisch verband een grote rol.
Hierbij dient gewezen te worden op het standenrecht (vrijheid, horigheid enz.), op het erfrecht, het huwelijksrecht en het strafrecht (vete, klachtdelicten). Vooral onder hogere en bezittende standen werd de genealogie ijverig beoefend, want de practische betekenis was groot. Om in een ridderschap, een orde of een stift te worden opgenomen moest men vaak bepaalde afstamming bewijzen. Het erfrecht riep, bij gebrek aan testament, veel verder verwijderde bloedverwanten tot de erfenis dan tegenwoordig het geval is, en ten slotte wijzen we op de opvolging op de troon of in leengoederen, die berustte op familieverhouding.
De Franse Revolutie maakte aan verschillende van deze rechtsverhoudingen een einde, zodat de genealogie haar practische betekenis veelal verloor. In de 19de eeuw evenwel werd de waarde van deze wetenschap opnieuw erkend, doch nu door de mannen der exacte wetenschappen. De biologen en de medici, die zich bezig houden met de erfelijkheidsverschijnselen, kunnen niets beginnen zonder genealogische gegevens, die de toets der critiek kunnen doorstaan. De eugenetische verenigingen omvatten dan ook vertegenwoordigers van beide wetenschappen, die elkander wetenschappelijke diensten bewijzen.
Aldus is in de laatste decenniën de belangstelling voor de genealogische wetenschap enorm toegenomen, hetgeen blijkt uit het groot aantal publicaties op dit gebied. Behalve in omvang heeft deze wetenschap ook aan ernst en diepte gewonnen. Waar vroeger vaak zonder critiek allerlei verhalen en overleveringen als genealogisch juist werden opgedist — soms te goeder trouw maar vaak met opzet om aan een geslacht „luister” bij te zetten — daar is door strenge critiek en diepgaand onderzoek het resultaat belangrijker voor ons wetenschappelijk inzicht dan vroeger het geval was.
Dit verblijdend resultaat is voor een gedeelte te danken aan de nivellering der standen in de maatschappij, maar voor een veel groter deel aan de toegankelijkheid der bronnen. De openbaarheid der archieven heeft thans de gelegenheid geopend de mondelinge overleveringen en aantekeningen te controleren, te verbeteren en aan te vullen. Wij weten van te voren, dat het in de meeste gevallen onmogelijk is de geschiedenis van een geslacht verder op te voeren dan tot de 16de of 15de eeuw en aansluiting bij kruisvaarders of nog ouder is in de regel uitgesloten, omdat de bronnen om het bewijs te leveren daarvoor ontbreken. En, wat vroeger als bron dienst deed, wordt tegenwoordig als zodanig niet meer erkend; thans worden als bronnen slechts aangemerkt officiële acten, die niet met een genealogisch doel zijn opgesteld, doch waaruit toevallig genealogische gegevens zijn te putten.
Daardoor worden de resultaten van genealogische nasporingen, dus stambomen en kwartierstaten niet meer als bronnen aangemerkt, terwijl deze in oude tijden gemeenlijk de bronnen waren, waaruit de genealogen hebben geput. Men schreef eenvoudig van elkander over. Deze methode is thans niet meer in tel bij de beoefenaars der wetenschap, al mag daarmede niet worden gezegd, dat aan deze stukken geen waarde mag worden toegekend. Het hangt er van af wie de auteur was.
Zij kunnen bij de aanvang van een studie veelal een waardevolle aanwijzing verschaffen.
Met drieërlei onderwerpen houdt zich de wetenschap bezig:
1. het geslachtsregister;
2. dekwartierstaat;
3. de combinatie van beide, het verwantschapsoverzicht. In korte trekken volge hier een bespreking van ieder van deze onderwerpen.
GESLACHTSREGISTER
Bij een geslachtsregister, genealogie, gaat het om de afstammelingen op te sporen van een bepaald echtpaar (stamouders). Het gaat dus om de descendenten. Hierbij kan men zich bepalen tot de uit mannen gesproten afstammelingen, dus tot degenen, die dezelfde geslachtsnaam dragen (agnaten), waardoor men een beeld krijgt van een bepaald geslacht, of men kan een register geven van alle afstammelingen van de stamouders (ook de cognaten). Men heeft dan te doen met een genealogie in vrouwelijke lijnen en takken uitgewerkt. Deze laatste registers zijn veelal aangelegd voor familiefondsen enz., waarbij de stichter al zijn afstammelingen tot de gerechtigden verklaart.
De vorm, waarin deze geslachtsregisters worden opgemaakt, is verschillend. Om een duidelijk overzicht te krijgen gebruikt men sedert de 14de eeuw dikwijls een boom, waarbij het eerste echtpaar op de stam wordt geplaatst. Deze stamboom (arbor consanguinitatis) vertakt zich naarmate het geslacht zich heeft uitgebreid. De Sachsenspiegel gebruikte het beeld van het menselijk lichaam.
In de derde plaats wordt veelal de tabel gebruikt, waarin alle leden van eenzelfde generatie op één lijn worden gesteld. Dergelijke overzichtelijke vormen bieden geen ruimte om veel bijzonderheden te noteren en zijn veelal lastig te raadplegen wegens hun omvang. Vandaar dat de genealogie gewoonlijk in de vorm van een boek, van een geslachtsregister wordt opgesteld, waarbij men het beste doet aan ieder gezin een bladzijde te geven.
In zulk een register worden bij ieder persoon de belangrijkste data, dus geboorte, dood en huwelijk, vermeld, doch bovendien wordt van ieder lid van het geslacht zo mogelijk een biografie, alsmede een beschrijving van zijn karaktereigenschappen en uiterlijk gegeven, terwijl een portret niet mag ontbreken. Gewoonlijk geeft men daarbij een beschrijving van de huizen en buitenplaatsen, waar de leden van het geslacht hebben gewoond. De bronnen mogen ten slotte niet onvermeld blijven. Gedrukte geslachtsregisters komen al in de 16de eeuw voor.
In Repertorium van gedrukte genealogieën door E. A. vanBeresteyn (1933, 2de dr.: Genealogisch repertorium, 1948) vindt men opsomming van deze uitgaven, die gewoonlijk niet in de handel zijn.
KWARTIERSTAAT
Bij de kwartierstaat gaat het om de voorouders op te sporen van een bepaald persoon. Men zoekt zijn ascendenten (Ahnen) of kwartieren, vierendelen, waarmede allereerst de geslachten van de 4 grootouders worden bedoeld. Men heeft hierbij steeds te doen met een tevoren bepaald aantal ascendenten in enige generatie. Ieder persoon heeft immers 2 ouders, 4 grootouders, 8 overgrootouders, 16 betovergrootouders enz. tot in het oneindige toe.
Wil men op die wijze de kwartieren opzoeken, tot bijv. de tijd van Karel de Grote dus in 30 generaties, gesteld dat de bronnen ons daartoe in staat stelden, dan zou blijken, dat ieder persoon van millioenen meer mensen afstamt, dan de wereld toen bevatte. Deze tegenstrijdigheid is alleen te verklaren, doordat ieder persoon in zijn ascendenten een enorm zgn. kwartierenverlies heeft. Hij stamt nl. vele malen van zelfde echtparen af. Uit deze wetenschap volgt bovendien, dat alle mensen van dezelfde mensen afstammen en dus elkanders bloedverwanten zijn.
Het kwartierenverlies is bij vorstelijke personen het grootst, omdat de eis van Ebenbürtigkeit de kring, waaruit de echtgenote gezocht kan worden, zeer beperkt. Deze inteelt is uit erfelijkheidsoogpunt zeer belangrijk en de bioloog neemt bij voorkeur de kwartierstaat onderhanden om de bloedmengingen na te kunnen gaan.
De vorm, waarin de kwartierstaat wordt weergegeven, is drieërlei. Vooreerst heeft men ook hier de tabelvorm. Men plaatst de persoon, om wiens ascendenten het gaat, onderaan, plaatst zijn ouders, de man rechts, de vrouw links door een accolade verbonden er boven enz. (z genealogische tekens). Gewoonlijk nummert men ieder persoon, de onderste met 1, de ouders 2 en 3, de grootouders 4-7, de overgrootouders 8-15 van links naar rechts en het blijkt dus, dat op een kwartierstaat van 8, 15 personen voorkomen, altijd het dubbel aantal — 1. Deze nummering heeft het voordeel, dat men aan het nummer kan zien tot welke generatie de persoon behoort, no. 9 bijv. is de 2de van de serie van 8, het nummer waarbij juist de 8 kwartieren beginnen.
Men kan ook de cirkelvorm kiezen met de persoon in het midden. Het is duidelijk, dat de voorstelling van een kwartierstaat door een boom onzinnig en verwarrend is. Immers niet de persoon onder aan de boom is de stamvader, doch hij is het resultaat van al de daarbovenstaande personen. Een kwartierstaat is door die foutieve voorstelling dan ook maar al te veel met een stamboom verward.
De tweede vorm is die, waarbij de kwartieren in kolommen worden geplaatst. Het is de gewone vorm geweest van grafzerken en rouwborden. De linker kolom bevat de vaderlijke, de rechter de moederlijke voorouders. De bovenste 2 vertegenwoordigen de geslachten van vader en moeder.
De 2 opvolgende die der bijkomende grootmoeders enz.
Ten slotte is om plaatsruimte te besparen de lijstvorm of registervorm tegenwoordig veelal in gebruik, vooral als het om hoog opgevoerde staten gaat. De genummerde paren worden eenvoudig onder elkander afgedrukt.
BLOEDVERWANTENREGISTER
Hier heeft men te doen met een combinatie van de ascendenten en descendenten van een persoon in die zin, dat men er al zijn bloedverwanten uit kan aflezen, onverschillig of zij tot zijn eigen, of tot zijn moeders, grootmoeders enz. geslacht behoren. Men verneemt hieruit, „van wie men nog familie is”, wie tot de bloedverwanten behoort. In deze tabel verschijnen dus niet alleen de personen, die linea recta van elkander afstammen, doch ook de personen in de zijlijnen, de collateralen, dus neven, ooms enz. Zulk een tabel is zeer ingewikkeld en dikwijls moeilijk te lezen en ziet er verwarrend uit.
De Duitsers spreken van Sippschaftstafel.
In Nederland zijn de beoefenaars der genealogie verenigd in het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde, opgericht in 1883 en tot 1933 geheten De Nederlandsche Leeuw. Het geeft een uitnemend tijdschrift uit van deze naam. Er zijn in Nederland vele periodieken en tijdschriften geweest op dit gebied. Voorts is in 1933 opgericht het Nederlandsch Instituut voor erfelijkheidsonderzoek bij den mensch en voor rassenbiologie, waaraan een afdeling voor Bio-genealogie is verbonden, terwijl veel genealogisch materiaal wordt verzameld door het Bureau voor Historische Demografie en de stichting „Het Nederlandsch Patriciaat”.
JHR MR DR E. A. VAN BERESTEYN +
Lit.: Periodieken: Nederlands Adelsboek (1903 - thans), dat de état présent behandelt der adellijke geslachten; Nederland’s Patriciaat (sedert 1910), dat ca 800 families heeft behandeld. Tijdschriften: De Navorscher (1850 - thans); De Heraldieke bibliotheek (1872-1883); De Ned. Heraut (1884-1897); Alg. Ned.
Familieblad (1883-1905); De Wapenheraut (1897-1920); Geneal. He raid. bladen (1906-1915); Ned. arch. v. genealogie (1938-49); Gens nostra (1946 - thans), enz. Over wetenschappelijke genealogie: J. F. van Maanen, Wetensch. genealogie I (1901), een bew. van de eerste hoofdstukken van Lorenz Lehrbuch.
Genealogische verzamelwerken: A. Ferwerda, Adellijk en Aanzienlijk Wapenboek (2 dln, 1760-1781); J. Kok, Nederlandsch Geslacht-, Stam- en Wapenboek (2 dln, 1785); M. de Haan Hettema en A. v. Halmael, Stamboek van den Frieschen adel (1846); A.
A. Vorsterman v. Oyen, Stam- en Wapenboek van aanzienlijke Nederlandsche familien (3 dln, 1885-1890); J. B.
Rietstap, Wapenboek van den Nederlandschen Adel (2 dln 1883-1887). Verschillende series kwartierstaten en genealogische werken, betrekking hebbende op bepaalde plaatsen, waarvan stellig J. E. Elias, De Vroedschap van Amsterdam (1903) het belangrijkste is.
Erfelijkheidsleer: M. A. v. Herwerden, Erfelijkheid bij den mensch en eugenetiek (1926). Goede buitenlandse hand- en leerboeken: behalve Lorenz, reeds genoemd: Fr.
Wecken, Taschenbuch für Familienforschung (1919; meermalen herdrukt); W. v. Isenburg, Historische Genealogie (1940); Heydenreich, Familiengeschichtliche Quellenkunde (in 2de uitgave getiteld: Handbuch der praktischen genealogie, 2 dln, 1913); Praktikum für Familienforschung (een reeks van brochures, die sedert 1924 te Leipzig verschijnt). Naslagwerken: Van Beresteyn, Geneal. repertorium (1948); Het Repertorium van Petit (7 dln, 1907-’47, loopt tot 1929, en 1940-’44) en O. Gundlach. bibliotheca familiarum nobilium (2 dln, 1897); J. v.
Toll, Ned, Sibbekundigen voor 1853 (1944) ;X. de Ghellinck Vaernewyck, Bibliothèque héraldique (1948).