groot nationaal heldendicht van de Boeddhisten van Centraal-Azië, bijzonder van de Mongolen en van de bewoners van Tibet, verheerlijkt de heldendaden van Gesar-Khan, de tweede zoon van Indra, die op last van Boeddha naar de aarde gezonden werd, om recht en gerechtigheid te handhaven. De inhoud bestaat uit de verhalen, hoe hij zich verschillende vrouwen tot gemalin verwerft, afgewisseld door gevechten met draken en wonderbaarlijke tochten.
Het is nog niet uitgemaakt waar de Gesarsage ontstond, waarschijnlijk echter in Tibet.Het Mongoolse Gesar-Khan-verhaal is ontstaan in Zuid-Mongolië, waar het uit het Tibetaans in het Mongools is vertaald.
Lit: I. J. Schmidt publiceerde hfdst. I-VII van de Pekingse uitgave (onder keizer K’anghsi begin 18de eeuw tot stand gekomen) van de Mongoolse tekst (St Petersburg 1836) en gaf een Duitse vertaling der hfdst.
I-VII; Schott, Ueber die Sage von Gesar (1851); N. Poppe, Geserica (Untersuch. d. sprachl. Eigentümlichk. d. Mongol.
Version d. Gesserkhan) in: Asia Maior III (1926, p. 1-32 en 167-193); L. A. Waddell, The Buddhism of Tibet (London 1895, herdr.1934).