Frans-Belgisch schrijver (Antwerpen 27 Mei 1854-Brussel 31 Mei 1927), gaf eerst enkele verzenbundeltjes van geringe betekenis uit. Daarna legde hij zich op de roman toe en kon na korte tijd tot de belangrijkste Belgische schrijvers gerekend worden.
In zijn romans en novellen beschrijft hij zijn land, de Antwerpse Kempen, en belichaamt daarin de stoere kracht van ruwe en geweldige typen. Hij houdt fel van hun hard en koppig leven, buiten alle maatschappelijke dwang: Kempische boeren, landlopers, schelmen en outlaws, wiereentonigdagelijks wee soms doorflitst wordt door oersterke hartstochten en snelle bloedige drama’s. Door het lijden dezer ellendigen diep ontroerd, neemt Eekhoud hun verdediging op. In naturalistische trant schrijft hij met kracht en kleur hun schamel epos, waarbij hij zijn diep ernstige deernis voor hun beproevingen betuigt. Zijn stijl is gewild hard, hobbelig en sterk van coloriet. PROF.
DR R. GUIETTEBibl. (voornaamste werken): Kees Doorik (1883); Kermesses (1885) ; Les Milices de St. François; Nouvelles Kermesses (1887) ; La Nouvelle Carthage (1888), anti-burgerlijke roman over Antwerpen; Les Fusillés de Malines (1891), historische roman over de Boerenkrijg; Le Cycle Patibulaire (1895); Mes Communions (1897); Escal Vigor, dat hem een rechtsgeding op de hals haalde ( 1899) ; La Faneuse d’Amour (1900); L’Autre Vue (1904); Le Terroir Incarné (1922); Au Siècle de Shakespeare (1893), bestudering der voornaamste Engelse toneelschrijvers uit het Elizabethaanse tijdperk, die evenals Eekhoud een voorliefde voor de stoutste en meest intense levensuitingen belijden.
Lit.: Maurice Bladel, L’œuvre de Georges Eekhoud (1922).