Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GEMMA FRISIUS

betekenis & definitie

of Phrysius, Zuidnederlands aardrijks-, wis- en sterrenkundige (Dokkum 8 Dec. 1508-Leuven 25 Mei 1555), eigenlijk Jemme Reinersz. (Gemma Reyneri), studeerde te Leuven, werd aldaar ca 1537 licentiaat en tevens hoogleraar in de medicijnen en behaalde er in 1541 de doctorsgraad. Hij bezat toen reeds een internationale reputatie als sterren- en aardrijkskundige en stond o.m. om zijn wereldkaarten in hoog aanzien bij keizer Karel V.

Hij schreef op deze beide gebieden verscheidene werken. In 1529 gaf hij een vermeerderde en verbeterde editie van Cosmographicus liber van Peter Apianus (herhaaldelijk herdr., sinds de 4de dr. v. 1539 heet het Cosmographia, ook in het Ned., Fr., Duits, Ital. en Sp. vert.) uit. In De principiis astronomiae et cosmographiae (Lovanii 1530, herh. herdr., ook in het Fr. vert.) leert hij een destijds nog niet te verwerkelijken methode ter bepaling van geografische lengteverschillen met behulp van draagbare uurwerken. In zijn Libellus de locorum describendorum ratione (sinds 1533 opgenomen in de 2de e.v. dr. v. Cosmografcus liber) ontwikkelt hij het beginsel van de triangulatiemethode.

Enige van zijn werken zijn gewijd aan de destijds gebruikelijke astronomische instrumenten: De annuli astronomici usu (Antverpiae 1548 en 1564, geen ex. bekend, Fr. vert. in: Les principes d’astronomie, Paris 1556) aan de astronomische ring, een draagbare aequatoriaal-armilla, ingericht als zonnewijzer; De radio astronomico et geometrico liber (Antverpiae 1545) aan de Jacobsstaf; De astrolabo catholico liber (Antverpiae 1556) aan het zgn. Katholieke astrolabium, vgl. hierover E. Crone, in: De zee XXXVIII (1938), 180-193. Zijn zoon Cornelius Gemma (Leuven 28 Febr. 1535 - 13 Oct. 1578) werd in 1569 eveneens hoogleraar in de medicijnen te Leuven en schreef o.a. een tweetal werkjes over kometen.Lit.: F. van Ortroy, Bio-bibliographie de G. F., fondateur de l’école belge de géographie, de son fils Corneille et de ses neveux les Arsenius (Bruxelles 1920, Mémoires de l’Académie royale de Belgique, Cl. des lettres, coll. in-8°, 2e série, XI, 2).

< >