Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Geldvervalsing

betekenis & definitie

betekent zowel frauduleuze namaak van een geldsoort als het veranderen van echte stukken.

Bij namaak tracht de dader echte biljetten of munten zo nauwkeurig mogelijk na te bootsen; bij vervalsing van biljetten probeert hij gewoonlijk de oorspronkelijke lage waardeaanduidingen te verhogen, bijv. een coupure ter waarde van 5 munteenheden, door toevoeging van een 0, op 50 eenheden te verhogen. Wanneer die waardeaanduiding ook in woorden op het biljet voorkomt — wat in de regel het geval is — zullen ook deze woorden moeten worden veranderd. Vervalsing van een echt biljet omvat ook verschillende manipulaties, bijv. splitsen in twee helften, uitsnijden van smalle stroken bij een aantal biljetten en samenvoeging van deze gedeelten om een nieuw biljet te vormen. Bij namaak van munten volgt de dader gewoonlijk een van de volgende drie procédé’s: het slaan van munten, zoals alle echte munten worden vervaardigd, of het gieten, ofwel het reproduceren langs galvanoplastische weg.

Wanneer men, met betrekking tot munten, van vervalsing spreekt, bedoelt men hiermede waardevermindering door afvijlen of andere manipulaties, hetgeen uiteraard hoofdzakelijk bij gouden of zilveren munten geschiedt. Voorts verstaat men onder vervalsing de bewerking, welke uit gewone metalen bestaande munten ondergaan door deze te bedekken met een zilver- of goudlaag, ten einde ze als zilveren of gouden munten uit te geven. Van tijd tot tijd worden in de circulatie munten aangetroffen, welke uit drie stukken bestaan, nl. een dun boven- en benedengedeelte uit zilver of goud en een kernstuk uit gewoon metaal.

Bij de vervaardiging van echte biljetten bestaat de meest doeltreffende bescherming in de toepassing van de beste materialen en procédé’s. Hoe volmaakter een echt biljet, met betrekking tot het papier en watermerk, de druktechniek, kleuring, enz. wordt vervaardigd, des te moeilijker wordt de namaak en des te gemakkelijker zullen eventueel nagemaakte stukken worden herkend. Voor de vervaardiging van echte biljetten wordt gewoonlijk papier gebruikt, dat uitsluitend voor dit doel in speciale papierfabrieken wordt gemaakt en in de regel niet in de handel verkrijgbaar is. De vervalser staat dus voor de moeilijkheid om aan papier te komen, dat, oppervlakkig gezien, op het echte gelijkt.

Zijn aan het echte papier bepaalde stoffen, zoals bijv. kleurige vezels, toegevoegd, dan worden zijn moeilijkheden nog vergroot. Bevatten de echte biljetten een schaduw-watermerk, dan wordt de namaak in bijzondere mate bemoeilijkt. Hetzelfde is het geval wanneer een echt biljet bijv. hoofdzakelijk in diepdruk wordt gefabriceerd; hij tracht gewoonlijk dan het probleem op te lossen door, in plaats van diepdruk, vlak- of hoogdruk toe te passen, waardoor het falsificaat zich direct verraadt. De moeilijkheid wordt nog groter, als bij de vervaardiging van het echte biljet kleurencombinaties gebezigd zijn (guilloches in irisdruk, enz.).

De strafwetgeving van bijna alle landen bevat strenge bepalingen voor geldvervalsing. Krachtens het NEDERLANDS W.v.Str. (Titel X, Artt. 208215) wordt een ieder, die munten of bankbiljetten namaakt of vervalst, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren. Zij, die opzettelijk vervalst geld in verkeer brengen, worden eveneens bedreigd met een gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren. Waardevermindering van munten en het opzettelijk in circulatie brengen van munten, welke die bewerking hebben ondergaan, is strafbaar met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.

Hoewel geldvervalsing steeds als een internationale misdaad is beschouwd, bestond voor het einde van Wereldoorlog I nergens een centraal Bureau om vervalsingen internationaal te bestrijden. Na afloop van Wereldoorlog I heeft de geldvervalsing echter een in de geschiedenis van het geldwezen ongekend grote omvang genomen. Het was de tijd, waarin oude staten in Europa, geteisterd door revoluties, ineenstortten en nieuwe staten ontstonden. Deze, zowel als de bestaande staten, werden door de algemene economische toestand gedwongen voortdurend nieuwe geldsoorten in omloop te brengen of wel de circulatie van de bestaande soorten betrekkelijk uit te breiden.

Hierdoor werd bij het maken van geld meer aandacht geschonken aan de kwantiteit dan aan de kwaliteit waardoor de vervalsers gemakkelijk werk hadden.

Het was toen, dat de heer J. A. Adler op de gedachte kwam een internationaal bestrijdingscentrum op te richten. Dit geschiedde in 1922, te Wenen, met toestemming van de Oostenrijkse autoriteiten.

Dit Bureau bezat een internationale cartotheek, alsmede een laboratorium en gaf tevens een internationaal tijdschrift in twee talen uit, ter bestrijding van deze misdaden.

In het jaar 1923 werd door de Oostenrijkse politie-president en latere Bondskanselier, J. Schober, een internationaal politie-congres samengeroepen in Wenen. Op dit Congres werd het besluit genomen in Wenen een „Internationale Criminele Politie Commissie” op te richten. Op de eerste vergadering van deze Commissie in Mei 1924, te Wenen, werd op voorstel van de Nederlandse gedelegeerde, de heer K.

H. Broekhof, die belast was met de dagelijkse leiding van de Nederlandse Centrale inzake Falsificaten en Internationale Misdadigers te Amsterdam, het voorstel gedaan dit Internationaal Bureau, met laboratorium en tijdschrift, in te schakelen bij de Commissie, hetgeen geschiedde. Na de bezetting van Oostenrijk, in 1938, heeft de stichter van het Weense bureau zijn werkzaamheden bij genoemde Centrale voortgezet. Na het einde van Wereldoorlog II werd door bovengenoemde Politie-Commissie in 1946 te Brussel het besluit genomen dat het Internationaal Bureau ter bestrijding van Falsificaten zijn werkzaamheden onder directie van de heer Adler te ’s-Gravenhage zou voortzetten onder de officiële titel: „Office délégué à La Haye de la Commission Internationale de Police Criminelle”.

Voorts, dat het internationale tijdschrift „Contrefaçons et Falsifications-Counterfeits and Forgeries”, wederom moest verschijnen in het Frans en Engels.

Deze Commissie heeft verder besloten, dat het destijds op grond van de internationale conventie opgerichte Nationale Bureau eveneens zijn werkzaamheden zou voortzetten. Het Nederlandse Nationale Bureau is een onderdeel van het o.l.v. de commissaris A. J. W.

Kallenborn staande Bureau Criminele Voorlichting van de Afd. Politie van het ministerie van Justitie.

Geldvervalsing op grote schaal heeft, zoals door voorbeelden kan worden aangetoond, haar invloed op de economie van verschillende landen gehad. Als voorbeelden van geldvervalsing om politieke redenen moge vermeld worden het geval van de valse Franse bankbiljetten van fr. 1000, welke in het jaar 1925 door Hongaren in circulatie werden gebracht; voorts de uitgebreide vervalsingen, door Himmler, van Engelse Ponden-biljetten en andere geldsoorten. Het eerste geval heeft de toenmalige Franse Minister-president Briand aanleiding gegeven bij de Volkenbond te Genève een internationale Conventie ter bestrijding van vals geld te doen opstellen. In het jaar 1929 werd deze Conventie gesloten en door een groot aantal landen getekend.

Deze Conventie vormt de juridische basis voor de oprichting en de werkzaamheden van het reeds genoemde International Office te ’s-Gravenhage.

j. A. ADLER

Het BELGISCHE Strafwetboek bedreigt in art. 160 met dwangarbeid van tien tot vijftien jaren degene, die gouden of zilveren munten, welke in België of in het buitenland wettelijke koers hebben, namaakt. Het schenden van zodanige munten wordt gestraft met opsluiting van vijf tot tien jaren (art. 161). Het namaken of schenden van munten van ander metaal, die in België of in het buitenland wettelijke koers hebben, wordt gestraft met gevangenisstraf van een tot drie jaren, resp. met gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar (artt. 162 en 163). Het namaken of vervalsen van bankbiljetten, waarvan de uitgifte door de Belgische of door een vreemde wet is toegelaten, wordt gestraft met dwangarbeid van vijftien tot twintig jaren (art. 173).

Als de vervalsers of als hun medeplichtigen worden gestraft zij, die in overleg met dezen deelnemen, hetzij aan de uitgifte van de nagemaakte of geschonden munten of van de nagemaakte of vervalste bankbiljetten, hetzij aan de invoer op Belgisch grondgebied of aan de poging daartoe (artt. 168 en 176). Wie, met zijn weten, nagemaakte of geschonden munten verkrijgt, en ze uitgeeft of poogt uit te geven, wordt gestraft met gevangenisstraf van één maand tot drie jaren (art. 169); hebben deze handelingen betrekking op nagemaakte of vervalste bankbiljetten, dan is de straf gevangenisstraf van een tot vijf jaren (art. 177).

Bedrog bij de keuze van de stalen, bestemd om, ter uitvoering van de muntwet, gehalte en gewicht van munten te keuren, wordt, als het betreft gouden of zilveren munten, met dwangarbeid van vijftien tot twintig jaren, anders met opsluiting van vijf tot tien jaren gestraft (artt. 171 en 172).

< >