Vasconia, voormalige provincie in Frankrijk, ontleende zijn naam aan de Basken, die in het midden der 6de eeuw door de WestGoten uit hun woonplaatsen aan de zuidelijke helling der Pyreneeën verdreven werden en zich daarna in het Romeinse district Novempopulonia tussen de Atlantische Oceaan, de Garonne en de westelijke Pyreneeën vestigden. De provincie omvatte de zandige en moerassige landen Chalosse, Landes en het eigenlijke land der Basken, alsmede de gedeeltelijk bergachtige, gedeeltelijk vlakke en vruchtbare streken Bigorre, Comminges, Couserans, Armagnac, Condomois en Gabardau, de tegenwoordige departementen Landes, Hautes-Pyrénées en Gers, met het zuidelijk gedeelte van Haute-Garonne, Tarn-et-Garonne, Lot-et-Garonne in het N.O. deel van Basses-Pyrenées.
In 602 n. Chr. onderwierpen zich de Gascogners na een langdurige worsteling aan de Franken. Zij werden geplaatst onder het bestuur der hertogen van Aquitanië, die zich weldra onafhankelijk wisten te maken, zodat zij door koning Pippijn in 768 en later in 769 door Karel de Grote onderworpen werden. In 817 kwam, samen met Aquitanië, Gascogne aan Pippijn (gest. 838), de tweede zoon van Lodewijk de Vrome, doch had sedert het midden van de 9de eeuw eigen hertogen.In 1052 werd Gascogne weer met Aquitanië verenigd en kwam in 1137 door het huwelijk van Lodewijk VII (1137-1180) met Eleonora van Aquitanië, de erfdochter van hertog Willem VIII, aan de Franse kroon, doch ging na de ontbinding van dit huwelijk weer verloren, toen Eleonora met Hendrik, graaf van Anjou, in 1152 huwde, en dit gehele gebied onder Engels bewind kwam tot 1453 toen Karel VII van Frankrijk het verwierf.
Ten tijde der hertogen bestond het land uit het eigenlijke graafschap, dat de bisdommen Aire, Lescar, Oléron, Dax en Bayonne omvatte en welks hoofdplaats St-Séver was, en uit enige hieraan toegevoegde graafschappen. Na die tijd evenwel werd het oude Gascogne in onderscheiden heerschappijen gesplitst, zoals die der hertogen, graven en heren van Albret, Armagnac, Bigorre, Béarn en Navarra, die achtereenvolgens toch weer terugvielen aan de Franse kroon en vóór de Grote Omwenteling, met uitzondering van de laatste twee heerlijkheden, tot het gouvernement Guyenne behoorden. De Gascogners hebben tot heden in taal en zeden veel eigenaardigs behouden. Wegens de schrale bodem hunner woonplaats zagen zij zich gedwongen in vreemde legers te dienen, voorgevende dat alleen roemzucht hun drijfveer was.
Daar zij bovendien hoog opgaven van hun gewaande rijkdommen, bestempelt men nog altijd een onschadelijke blufferij met de naam gasconnade.Lit.: E. Labadie, Bibliographie gasconne et languedocienne (Bordeaux 1916); L. Puech, Hist. de la Gascogne (Auch 1923); A. Larroquette, Les Landes de Gascogne et la forêt landaise (Mont-de-Marsan 1924); E.
G. Lodge, Gascony under English rule (London 1926); G. Gazaux, Voyage dans les Landes et sur le littoral de Gascogne (Bordeaux 1932); R. Escholier, Gascogne (1933), R.
Guzacq, Etudes landaises et gasconnes (Mont-de-Marsan 036): P. Courteault, Hist. de Gascogne et de Beam (1938).