(Roem.: Galap), hoofdstad van het Roemeense departement Covurlui, ligt op 450 28' N.Br. en 28° 2' O.L.v.Gr. aan de linkeroever van de Donau tussen de monden van Sereth en Proeth en op 148 km van de voorhaven Soelina. De stad, gelegen op een lage hoogte te midden van moerassen, is het eindpunt van de spoorlijnen van Buzau, Marasejti en Berlad en telt (1945) 93 229 inw.
Haar snelle bloei in het verleden is te verklaren uit de toeneming van de Donauscheepvaart. Het oude gedeelte ligt aan de rivier; de Nieuwe Stad telt een aantal mooie gebouwen en vele kerken. In de S. Marie bevindt zich het graf van Mazeppa.
Galats, dat de zetel is van een prefect en van een bisschop en vroeger van de Europese Donau-commissie en van de voornaamste Donauscheepvaartmaatschappijen, is een belangrijk industrieel en handelscentrum. Er zijn kaarsen-, metaal-, zeep-, knopen-, meubel- en chemische fabrieken, benevens houtzagerijen, meel- en stijfselfabrieken, scheepswerven, olieraffinaderijen en visconservenfabrieken. Het is de voornaamste Roemeense invoerhaven en heeft de grootste houtuitvoer; wat de graanexport betreft neemt de stad de tweede plaats in na Braïla.In 1769 streden de Russen hier tegen de Turken; op 1 Mei 1789 veroverden zij de stad, doch leden er op 18 Aug. een nederlaag. Op 11 Aug. 1791 werd hier de later te Jassy (Iasi) bevestigde vrede gesloten. De Griekse hetairisten hadden bij Galats 13 Mei 1821 een treffen met de Turken, die onder Joessoef Pasja de stad verbrandden. 10 Mei 1828 zegevierden hier de Russen over de Turken. Van 1848-1851 hielden zij Galats bezet, eveneens in het begin van de Krim-oorlog van 1853-1854.
De Oostenrijkers bezetten haar daarop tot 1857. In de Russisch-Turkse oorlog werd Galats nogmaals door de Russen (1877-1878) bezet.
H. A. BOMER.