Duits politicus (Störmthal, bij Leipzig, 25 Mrt 1860 -Travemünde 24 Aug. 1919), was tot 1898 Luthers predikant. Aanvankelijk behoorde hij tot de antisemietische Christelijk-sociale beweging, maar kwam spoedig tegen de leider daarvan, Stoecker, in oppositie door zijn democratische denkbeelden.
In 1903 sloot hij zich bij de „Freisinnige Vereinigung” aan, waarin hij oppositie voerde tegen het Manchester-liberalisme en aandrong op samenwerking met de sociaaldemocratie. Van 1907 af was hij met een korte onderbreking (1912-1913) lid van de Rijksdag. In 1910 bevorderde hij de vereniging der links-liberale elementen tot de „Fortschrittliche Volkspartei”. Na Wereldoorlog I behoorde hij tot de oprichters der Democratische partij. Hij was een van de vaders der Grondwet van Weimar.Bibi.: Gotteshilfe, 7 dln (1895-1902); Demokratie und Kaisertum (1900); Mitteleuropa (1915); Der Kaiser im Volksstaat (1917). Red. v. Die Hilfe, 1895-1919.
Lit.: Margaretha Naumann (zuster), N.’s Kindheit u. Jugend (1928); M. van der Voet, F. N., een hoofdst. uit de sociale ethiek, diss. Groningen (1934); Bibliografie in: EvangelischSozial XXXIV (1929) en in Die Hilfe XXXVI (1930); T. Heuss, Fr. N., Der Mann, das Werk, die Zeit (2de dr., 1949); R.
Nürnberger, Imperialismus, Sozial, u. Christentum bei Fr. N., in: Histor. Ztschr., dl 170 (1950).