Duits romanschr. (Brunswijk 19 Juni 1873 - München 12 Mei 1913), studeerde te München, Berlijn en Parijs in de letteren; sedert 1903 woonde hij in München. In zijn romans schildert hij de moeizame ontwikkeling van het schuchtere, onbegrepen kind tot een alledaagse philister (Peter Michel, 1901) of de dromen en de vroege dood van een overgevoelige knaap uit een oud geslacht (Mao, 1907).
Hij is tegelijk een vereerder van de sport en verbindt zo verfijnde intellectualiteit met natuurlijkheid.Bibl. : Geschwister (1903) ; Träume (1904) Î Wandlungen (1905) » Pitt und Fox, die Liebeswege der Brüder Sintrup (1909, 40ste dr. 1910) ; Enzio, ein musikalischer Roman (1911) ; Tristan und Isolde, Lohengrin, Der fliegende Holländer, Groteske Komödien (1912) ; Gesammelte Erzähl., met inl. van Thomas Mann (4 dln, 1925)
Lit.: N. Jollos, R. H. u. sein Werk (1930); R. Donecke, F. H. u. die Problematik d. bürgerl. Welt (i937) » H.
Mojsisovics, F. H., Kindheit u. Jugend, diss. Wien (1942).