Engels sterrenkundige (Hannover 15 Nov. 1738 - Slough bij Windsor 25 Aug. 1822), bekend als Sir William Herschel, zoon van een stafmuzikant, trad zelf op 14-jarige leeftijd in dienst als hoboïst bij een regiment. Hij kwam in 1757 naar Engeland waar hij directeur van een korps muzikanten werd; in 1766 werd hij organist te Bath.
Gedurende zijn vrije tijd verdiepte hij zich in de wiskunde en speciaal in de sterrenkunde. De middelen ontbraken hem om een kijker aan te schaffen; doch in 1774 kon hij met een zelfgemaakte kijker van 180 cm brandpuntsafstand beginnen met eigen waarnemingen, die al spoedig belangrijke resultaten opleverden. Intussen bleef hij echter nog jaren lang als organist te Bath. Naast zijn astronomisch werk bleef hij zich bovendien, te zamen met zijn broeder Alexander, bezighouden met het slijpen van spiegels en het vervaardigen van kijkers. Lange tijd vormde de verkoop van deze spiegels, waarvan hij in 15 jaar meer dan 400 maakte, een belangrijk deel van zijn inkomsten. Onder zijn spiegels waren er die alle destijds bestaande reflectoren in grootte overtroffen; het hoogtepunt was de in bijgaande figuur afgebeelde 40-voets reflector (een Frontview-telescoop, later Herschelian genoemd), die een lengte van ca 12 m had en een spiegel van 146 cm doorsnede bevatte. Met deze in 1789 gereedgekomen kijker ontdekte hij o.a. twee nieuwe satellieten van Satumus.In 1781 ontdekte hij de planeet Uranus*. Dit was de eerste toevoeging aan het stelsel der vijf, reeds in de Oudheid bekende, planeten; de ontdekking bracht hem dan ook algemene bekendheid en roem. In 1782 benoemde George III hem tot hof-astronoom en verhuisde hij met zijn zuster en getrouwe helpster Caroline (1750-1848) eerst naar Datchet, later naar Slough bij Windsor, om zich voortaan geheel aan de sterrenkunde te wijden. In 1788 huwde hij daar de rijke weduwe van de Londense koopman Pitt.
Hij heeft een enorm aantal waarnemingen gedaan en zich op verschillende gebieden der practische sterrenkunde onderscheiden. Naast onderzoekingen van kometen en planeten, waarvan in het bijzonder zijn bepalingen van de rotatie-tijden van Mars en Saturnus en waarnemingen van de poolkappen op Mars te vermelden zijn (hij zag deze terecht aan voor sneeuwformaties), staan uitgebreide waamemingsreeksen van vaste sterren en nevels, een toentertijd nog vrijwel niet ontgonnen gebied. Zo was hij de eerste, die op grote schaal metingen van dubbelsterren deed. Hij ontdekte er ca 800, verkondigde de mening, dat zij werkelijk samenbehorende en om elkaar heen bewegende sterren zijn en slaagde er met behulp van zijn na 20 jaar herhaalde metingen in bij enige systemen deze baanbewegingen aan te tonen. Hij onderzocht de gehele noordelijke hemel systematisch naar bijzondere objecten, waarbij hij ruim 2000 nieuwe nevelvlekken en sterrenhopen ontdekte en de eerste belangrijke catalogus daarvan samenstelde. Belangrijk zijn zijn waarnemingen en speculaties in verband met de bouw van het ons omringende sterrenstelsel.
Hij schijnt de eerste geweest te zijn, die het idee had, dat de vaste sterren een stelsel vormen met een bepaalde structuur en die deze structuur met behulp van directe waarnemingen begon te bestuderen. Door tellingen van sterren in verschillende richtingen is hij reeds tot de conclusie gekomen, dat dit sterrenstelsel een sterk afgeplatte vorm heeft.
PROF. DR J. H. OORT
Bibl.: The Collected Scientific Papers of William Herschel, I, II (London 1912).
Lit.: E. S. Holden, Herschel, his Life and Works (1881); E.S. Holden and C.H.Hastings, Synopsisof the Scientific Writings of Sir William Herschel (1881); J. Sime, William Herschel and his Work (1900); A. M.
Glerke, The Herschels and Modem Astronomy (1895); H. Macpherson, H. (1919); W. de Sitter, Kosmos (Cambridge, Mass. 1932).