Duits staatsman (Werl, Westfalen, 29 Oct. 1879), koos aanvankelijk de militaire loopbaan en werd in 1898 luitenant bij het 5de Ulanen-regiment te Düsseldorf. In 1911 werd hij bij de Generale Staf gedetacheerd, waar hij na twee jaar de rang van kapitein kreeg.
Kort vóór het uitbreken van Wereldoorlog I werd von Papen militair attaché te Washington. Daar tijdens deze oorlog zijn naam genoemd werd in verband met een Duits complot om voor de Geallieerden werkende munitiefabrieken op te blazen, moest de Duitse regering hem, op verzoek van de Amerikaanse, terugroepen (1915). Hij deed nu aan het Westelijk front dienst als officier van de Generale Staf en als bataljonscommandant. Na in Sept. 1917 tot majoor te zijn bevorderd werd hij stafchef van het 4de Turkse leger onder Liman* von Sanders.Na de oorlog begaf von Papen zich in de politiek en in 1921 werd hij lid van de Pruisische Landdag voor het (R.K.) Centrum. Zeer conservatief georiënteerd, kon hij zich met de linkse koers dezer partij echter al minder verenigen en ten slotte werd hij niet meer candidaat gesteld. Het dagblad Germania, waarvan hij de meerderheid der aandelen had opgekocht, maakte hij tot spreekbuis van zijn politieke denkbeelden. In de jaren 20 ijverde von Papen, die door zijn huwelijk verwant was aan de Saarlandse en Lotharingse industriekringen, sterk voor een Frans-Duitse toenadering.
Na de val van het kabinet-Brüning in Juni 1932 werd von Papen door Rijkspresident von Hindenburg benoemd tot Rijkskanselier aan het hoofd van een uiterst rechts georiënteerd, hoofdzakelijk uit adellijken bestaand kabinet. Hij streefde nu naar een „conservatieve dictatuur op nationale grondslag”, maar stuitte op grote tegenstand bij de linkerzijde en bij de nationaal-socialisten. Een zijner eerste regeringsdaden was het ontbinden van de Rijksdag. De socialistische regering van Pruisen zette hij bij noodverordening af en hij liet zichzelf tot rijkscommissaris voor Pruisen benoemen. Toen na de verkiezingen in Juli 1932 de nationaalsocialisten verreweg de grootste partij in de Rijksdag waren geworden, trachtte von Papen Hitler tot deelneming aan zijn regering te bewegen, doch laatstgenoemde eiste het Rijkskanselierschap voor zichzelf op. Ten slotte werd de Rijksdag opnieuw ontbonden, maar na de nieuwe verkiezingen bleek de positie der regering niet versterkt te zijn.
Hierop trad von Papen af (17 Nov.). Zijn opvolger was generaal von Schleicher*. Toen ook diens bewind geen succes bleek, trad von Papen, door bemiddeling van de Keulse bankier von Schroeder, in contact met Hitler; het resultaat van de onderhandelingen was, dat von Hindenburg op von Papen’s advies Hitler tot Rijkskanselier benoemde met von Papen als vice-kanselier en rijkscommissaris voor Pruisen naast zich. Laatstgenoemde functie werd 11 Apr. opgeheven. In Mrt werd hij tot lid van de Rijksdag gekozen.
In 1934 namen de spanningen tussen de radicale vleugel der nat.-soc. en de conservatieven toe en eind Juni van dat jaar hield von Papen te Marburg een opmerkelijke rede, waarin hij vrijmoedig critiek uitoefende op partij-instanties, en welker publicatie dan ook prompt werd verboden. Bij de actie van 30 Juni tegen Rohm c.s. liep hij korte tijd groot gevaar en een zijner naaste medewerkers werd doodgeschoten. Hitler hield hem evenwel de hand boven het hoofd en op 27 Juli ging hij als diens speciale gezant naar Wenen. Nadat hij het Duits-Oostenrijkse vriendschapsverdrag van 1936 had helpen tot stand brengen werd hij tot ambassadeur bevorderd. In Febr. 1938, kort vóór de Anschluss, werd hij teruggeroepen. In dezelfde maand kende Hitler hem eershalve het lidmaatschap der N.S.D.A.P. toe.
Op 18 Apr. 1939 werd von Papen ambassadeur te Ankara. Als zodanig wist hij vijf jaar lang de goede betrekkingen tussen zijn land en Turkije te bewaren, maar hij slaagde er niet in, Turkije tot deelneming aan de oorlog aan Duitslands zijde te bewegen. In 1942 werd door pro-geallieerden een moordaanslag op hem gepleegd. Toen ten slotte Turkije de diplomatieke betrekkingen met Duitsland verbrak, moest hij terugkeren (Aug. 1944). Na de Duitse nederlaag werd von Papen door de geallieerde autoriteiten gearresteerd en hij moest met de grote Duitse oorlogsleiders te Neurenberg terechtstaan als oorlogsmisdadiger (z Neurenberg, Processen van Neurenberg). Toen het Internationale Militaire Tribunaal hem in 1946 had vrijgesproken, werd hij voor een Duits zuiveringshof gedaagd, dat hem in Febr. 1947 tot 8 jaar dwangarbeid veroordeelde. In Jan. 1949 rangschikte een beroepsinstantie hem echter onder de lichtere gevallen en gelastte zijn vrijlating.
Lit.: H. W. Blood-Ryan, F. v. P., his Life and Times (1940); Z. R. Dittrich, Hitler’s weg naar de macht: de regering v.
P., diss. Utrecht (1951).