vicomte, Frans schrijver en staatsman (Saint Malo 4 Sept. 1768 - Parijs 4 Juli 1848), bezocht de colleges te Dol, Dinan en Rennes, werd dan teruggeroepen naar het kasteel Combourg, waar hij sombere jaren doorbracht. Hij kiest dan de militaire loopbaan, welke hem naar Parijs voert.
Onder de druk der politieke gebeurtenissen vertrekt hij 8 Apr. 1791 naar Amerika. Dit korte verblijf van slechts vijf maanden in Amerika is van buitengewoon belang voor zijn literaire vorming. Hij brengt van de reis mee: een naar onbelangrijke, dorre bronnen bewerkte Indianenroman Les Natchez, pas in 1828 gepubliceerd in de Œuvres complètes, een eerste redactie van Atala, reisnotities waaruit later zullen ontstaan Le Voyage en Amérique en hoofdstukken uit de Mémoires d'Outre-tombe.Na zijn terugkeer huwt hij, neemt dienst in het emigrantenleger der Bourbons, wordt gewond bij Thionville, maar weet te ontkomen naar Engeland, waar hij moeilijke tijden doorbrengt. Hier schrijft hij tussen 1794 en 1796 zijn: Essai historique, politique et moral sur les révolutions anciennes et modernes, considérées dans leurs rapports avec la Révolution française (1797), een werk, in 1826 omgewerkt, waaruit blijkt zijn ontevredenheid met alles, zijn politiek en moreel nihilisme, zijn godsdienstig scepticisme van 18de-eeuws Encyclopaedist.
O.a. door de schok die de dood van zijn vrome moeder hem bezorgt („j’ai pleuré et j’ai cru”, formuleert hij later poëtisch deze crisis), heeft er een ommekeer plaats in zijn gemoedstoestand;een reeds in Londen aangevangen project wordt na zijn terugkeer in Frankrijk (Mei 1800) in gezelschap van zijn geliefde Pauline de Beaumont in grote scheppingsdrang uitgewerkt tot een machtig werk in vijf octavo delen Le Génie du Christianisme (14 Apr. 1802), een der grote werken van de 19de eeuw, waarvan het geweldig succes bewees hoe dit boek te rechter tijd verscheen — vier dagen voor het Concordaat. Het boek dat in sterke mate heeft bijgedragen tot de herleving van het Katholicisme in Europa, heeft meer poëtische en aesthetische waarde dan theologische en apologetische kracht en werd door de Kerk zelfs op de Index geplaatst. De schrijver had een episode uit het boek gelicht en reeds een jaar te voren apart gepubliceerd, Atala ou les Amours de deux sauvages au désert, de geschiedenis van een tot het Christendom bekeerd Indiaans meisje. Een andere niet minder bekende episode, door Chateaubriand uit Le Génie du Christianisme genomen en in 1805 apart uitgegeven met Atala, is de novelle René, een analyse van de romantische wanhoopsstemming, waarin zovele geesten uit die tijd lijden.
In het Génie du Christianisme had de schrijver verkondigd, dat de Christelijke godsdienst dichterlijker was dan de heidense mythologie en dat de Christelijke poëzie superieur was aan de Griekse dichtkunst. Om hiervan een sprekend voorbeeld te geven publiceerde hij in 1809 Les Martyrs ou le Triomphe de la religion chrétienne, een epos in proza, waarvan de handeling zich afspeelt tegen het einde van de 3de eeuw tijdens de Christen-vervolgingen van Diocletianus.
Na zijn terugkeer uit Engeland had Chateaubriand zich met het Consulaat van Napoleon verzoend en was de 9de Mei 1803 benoemd tot gezantschapssecretaris te Rome. Zijn verblijf aldaar heeft hem weinig satisfactie gegeven, maar is niettemin belangrijk voor de literatuur door zijn Voyage en Italie (gepubl. 1827), waarin de prachtige Lettre à M. de Fontanes sur la Campagne romaine. Door moeilijkheden met zijn chef, kardinaal Fesch, in Rome onmogelijk geworden, krijgt hij de onbeduidende post van zaakgelastigde bij het kanton Wallis, maar als hij verneemt dat de laatste afstammeling der Bourbons, de hertog van Enghien, op last van Napoleon is gefusilleerd, neemt hij zijn ontslag. Hij onderneemt in 1806 een reis naar het Oosten; aan deze reis danken wij LTtinérairede Paris à Jérusalem et de Jérusalem à Paris (1811, 3 dln), een werk waarin we kunnen bewonderen hoe de schrijver de simpele feiten van zijn reis weet om te toveren, dank zij zijn brillante eigenschappen van taal en stijl, maar waaruit ook blijkt hoe hij de waarheid der feiten opoffert aan de macht der verbeelding. De reis naar het Oosten was door Chateaubriand in haastig tempo afgelegd, omdat in Spanje een nieuwe inspiratrice op hem wachtte, Nathalie de Noailles.
Dit amoureuze intermezzo schenkt aan de literatuur Les Aventures du dernier Abencérage (Ouvres complètes, dl XVI), een meesterlijke vertelling, waarvan wij de „couleur locale” — de uitdrukking is van Chateaubriand zelf — bewonderen.
Na de val van de keizer publiceert Chateaubriand zijn opvatting van de constitutionele monarchie ir Réflexions politiques . . . (1814); na Waterloo wordt hij gezant, eerst te Berlijn, vervolgens te Londen, speciaal afgevaardigde naar het Congres te Verona, eindelijk minister van Buitenlandse Zaken (1824), in 1828 weer gezant te Rome. Maar de politiek heeft haar bekoring verloren; hij trekt zich hoe langer hoe meer terug uit het openbare leven en verwijlt meest bij zijn trouwe vriendin Madame de Récamier, met grote zorg en ijver werkend aan zijn gedenkschriften, Les Mémoires d’Outre-tombe (Paris 1849, 12 dln).
Ondanks zijn geslaagde carrière, ondanks zijn passies welke hem tot zijn literaire werken inspireerden, is een alles overheersende trek in zijn leven sterker geworden: „l’ennui”, een gevoel van onbehagen, de weemoedige gedachte datallesvergankelijk is. Deze stemming brengt hem tot zijn laatste letterkundige schepping: een geromantiseerde beschrijving van het stormachtige leven van de stichter der Trappistenorde, een Vie de Rancé (Paris 1844). Dan een wachten op de dood, maar hij ontwerpt nog de plannen voor zijn eigen graftombe op het rotseiland Le Grand Bé bij Saint-Malo.
De invloed van ,,L’Enchanteur” (de tovenaar) zoals zijn tijdgenoten hem reeds betitelden, is groot geweest, niet alleen op de romantici, vlak na hem, maar heeft doorgewerkt gedurende de gehele 19de eeuw.
DR R. WIARDA
Bibl.: Œuvres complètes (Paris, 31 dln, 1826-1831); Correspondance p.p. L. Thomas (Paris 1912-1924, nog onvolledig); enkele aparte uitgaven: Mémoires d’Outre-tombe p.p. E.
Biré (Paris 1925, 6 dln), p.p. M. Levaillant et G. Mouliner (Paris 1948, 4 dln) ; Atala, ie ed. p.p.
V. Giraud et J. Girardin (Paris 1906 s Pensées, Réflexions et Maximes, suivies du livre XVI des Martyr; (texte du manuscr. autogr.), p.p. V.
Giraud (Paris 1908); Amour et Vieillesse (Reprod. en phototypie, p.p. V. Giraud, Paris 1922) ; Les Aventures du dernier Abencérage p.p. P .Hazard et M.-J.
Durry (Paris 1926); Vie de Rancé p.p. J. Benda (Paris 1921).
Lit.: J. Bédier, Etudes critiques (Paris 1903); A. Beaunier, Ch., textes choisis et commentés (Paris 1912), 2 dln; G. Chinard, L’Exotisme américain dans l’œuvre de Ch. (Paris 1918); Madeleine Dempsey, A Contribution to the Study of the sources of the Génie du Christianisme (Paris 1928); V.
Giraud, Sœurs de grands hommes (Paris 1926) ; V. Giraud, Le Christianisme de Ch. (Paris, 2 dln 1925 et 1928); E. Beau de Loménie; La Carrière politique de Ch. de 1814 à 1830, 2 dln (Paris 1929); Idem, Lettres de Ch. à Mme de Récamier (Paris 1939); E. Herriot, Madame Récamier et ses amis (Paris, 2e éd. 1934) ; Le P.
Garabed der Sahaghian, Ch. en Orient (Venise 1914) ; M.-J. Durry, La Vieillesse de Ch. (Paris, 2 dln 1933); Idem, En Marge des Mémoires d’Outre-tombe. Fragments inédits (Paris 1933) ; J. Tiel rooy, Ch. (Haarlem 1936) ; Le Roman de l’Occitanienne et de Ch. (Paris 1925) ; Bulletin (de la) Société Chateaubriand, 6 nrs (Chate nay-Malabry 1930-’37).