Amerikaans schrijver (New York 25 Aug. 1839 -5 Mei 1902), ging op 16-jarige leeftijd naar Californië, waar hij o.a. apothekersbediende, drukkersleerling, huisonderwijzer en misschien wel gouddelver is geweest. Van 1864-1870 had hij een betrekking aan de Munt te San Francisco en was medewerker aan verschillende kranten en tijdschriften.
In 1868 werd hij redacteur van The Overland Monthly. Van 18781880 was hij Amerikaans consul te Crefeld, van 1880-1885 te Glasgow en woonde daarna te Londen. Deze zeer productieve „regionalist” is vooral beroemd geworden door zijn korte verhalen en de schetsen over de oude Spaans-koloniale beschaving; hij schreef ook verhalende gedichten in dialect, vooral de bundel East and West (1871) maakte grote opgang, ook in Engeland. Zijn levendige, humoristische verhalen over het mijnwerkersleven zijn realistisch, maar beschrijven alleen het ruwe leven en uitzonderlijke figuren en zijn soms sentimenteel en melodramatisch. De karakterisering en de psychologie zijn oppervlakkig, er wordt te veel opgeofferd aan de smaak van het publiek. Zijn beste vertellingen zijn die van zijn vroegste tijd: The Luck of Roaring Camp (1868), The Outcasts of Poker Flat (1870), Tennessee's Partner (1870), Briens (1926).
Lit.: T. E. Pemberton, Life of Br. H. (1903); H.
C. Merwin, Life of Br. H. (1912).