heet de eenvoudige wollen nestel, die een aantal regimenten van het Franse leger aan de schouder draagt als een collectief ereteken voor de door dat korps in de oorlog betoonde dapperheid. De jonge soldaten, die men thans daarmee ziet getooid, hebben persoonlijk dus niet tot de werving dier onderscheiding kunnen bijdragen; zij zijn slechts, in een mogelijke toekomst, de voortzetters der tragedie.
Ook aan het vaandel van het korps wordt de fourragère gehecht. In het Nederlandse leger is de fourragère geen onderscheiding, doch van 1865 af een onderdeel van het uniform, dat aanvankelijk werd gedragen door officieren, onderofficieren en soldaten, doch thans alleen door officieren van bepaalde wapens en dienstvakken in ceremonieel tenue en door officieren, onderofficieren en soldaten van de Garderegimenten Grenadiers, Jagers en Prinses Irene in ceremonieel tenue. De fourragère bestaat uit een schoudersnoer en uit kwasten. Zij is gemaakt van oud, zilverdraad of wol; de vorm en de kleur der wasten geven de rang der dragers aan.