(1) kleinste, meest N.O. en minst bergachtige graafschap van Wales, bestaat uit 2 door Denbigshire gescheiden delen en telt op 432 km2 (1946) 131 870 inw. De belangrijkste rivieren zijn de bevaarbare Dee in het O. met de Alyn en de Clwyd in het W.
De bodem bevat steenkolen, lood en zink. In verband daarmede is er de fabricage van blik en gegalvaniseerd ijzer in Mold, en bevinden zich Ioodsmelterijen te Bagillt, aan het brede aestuarium van de Dee. Van de totale oppervlakte is 15,3 pct als bouwland in gebruik, en 58,3 pct is blijvend grasland; 4,3 pct van de oppervlakte is met bos bedekt, terwijl natuurlijke weidegronden 19,8 pct innemen. Veehouderij is de overheersende vorm van bodemgebruik. De hoofdstad is Mold aan de Alyn met ruim 4500 inw.Lit.: H. E. O’Connor, Flintshire. A review of the industrie and industr. advantages of the county and its holiday attractions (1938).
(2), voormalige hoofdstad van het gelijknamige graafschap met (1946) 13 146 inw., aan de Dee, met zeebad en een haven voor kleine schepen, was vroeger een vesting. Op een rots verheffen zich de bouwvallen van een door Edward I in 1277 gebouwde burcht, waar Richard II gevangen zat en in 1399 de kroon afstond aan Hendrik IV. De stad heeft chemische industrie.
(3), hoofdplaats van Genessee County, Michigan (V.S.), ligt aan de Flint en aan verschillende spoorwegen en is als industriestad, in het bijzonder op het gebied van de auto-productie, van niet geringe betekenis. De stad is het centrum van de productie van Chevrolet- en Buickwagens; voorts vervaardigt men er vliegtuigmotoren, auto-onderdelen, electro-technische artikelen en sigaren. De stad heeft een belangrijke graanhandel. Flint, welks naam oorspronkelijk „Grand Traverse of Flint” luidde, telde in 1940 een bevolking van 151 543 (Groot Flint 188 554) zielen. De naam Flint ontstond door letterlijke vertaling van de Indiaanse riviernaam: pawon-nuk-ening (river of the flint, vuursteenrivier).
