Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

(Ferdinand Victor) Eugène

betekenis & definitie

Frans schilder, lithograaf en etser (Charenton-Saint-Maurice 26 Apr. 1798 - Parijs 13 Aug. 1863), zoon van de vorige, werd in 1815, alleen uit liefhebberij, leerling van Guérin; hij copieerde vlijtig Rubens en Veronese en had veel omgang met Ary Scheffer en met Géricault. Deze laatste stond hem in 1819, toen hij een wees zonder middelen van bestaan was geworden, een opdracht af: een altaar in de kerk te Nantes.

In 1822 exposeerde hij voor het eerst op de „Salon”, met name La barque de Dante. De critiek bestreed hem fel („tartouillade”), Gros schonk hem een kostbare lijst voor het werk en noemde hem een “Rubens châtie”. De Franse staat kocht het. Om in zijn onderhoud te voorzien maakte hij lithografieën voor komische tijdschriften. In 1824 exposeerde hij Het bloedbad van Chios, waarvan hij de laatste dag nog het landschap had gewijzigd onder invloed van geëxposeerde werken van Constable.

Het volgend jaar maakte hij een reis naar Engeland, waar hij het werk van Turner, Gainsborough, Willkie en Lawrence leerde kennen en waar hij eveneens een dieper inzicht in de letterkunde (Shakespeare, Byron, Scott) kreeg. In 1827 stelde hij 12 schilderijen ten toon, o.a. De dood van Sardanapalus en de Executie van de Doge Marino Faliero (dat hij zelf voor zijn beste werk hield). In 1832 maakte hij een reis naar Noord-Afrika en naar Spanje; de daar opgedane motieven vindt men sedertdien in vele van zijn werken terug. Hij werd een gevierd kunstenaar, die zoveel opdrachten had, dat hij zich door zijn leerlingen moest laten bijstaan.

Bekend zijn de grote decoraties voor de Salon du Roi (1834) en de Bibliotheek (1838-1847) van het Palais Bourbon, de koepel in de bibliotheek van het Luxembourg, de Apollo-galerij in het Louvre (1849-1851) en de muurschilderingen in de Chapelle des Saint-Anges van de Saint Sulpice (18531861). In het bijzonder deze laatste zijn nog steeds een bedevaartsplek voor ontelbare jonge kunstenaars, op wie Delacroix’ invloed belangrijk is.Hij was een der eersten, die van de rhythmiek der figuren tot de rhythmiek der kleuren zijn gekomen; Rubens’ barok compositievermogen omgaf hij met Frans coloriet en — ondanks zichzelf wellicht — hij kwam met classicistische bedoelingen tot het naturalisme; zijn romantiek heeft daardoor een hechte basis en is weer ver genoeg ontwikkeld om een sterk voorbeeld voor anderen te kunnen zijn. Van zijn grafiek zijn in het bijzonder de serie van 17 bladen voor Goethe’s Faust (1827) — waarvan de dichter zei dat Delacroix er méér in gevonden had dan hijzelf — en die van 16 voor Shakespeare’s Hamlet (1834-’43) bekend. De critici hebben fel om hem gestreden; Victor Hugo verwierp hem, Baudelaire waardeerde hem zeer.

A. GLAVIMANS

Bibl.: Journal de E. D. (Paris 1895); Correspondance de E. D. (Paris 1936-38).

Lit.: Uitst. art. met uitgebr. lit.opg. van Hans Vollmer in Thieme-Becker, VIII (Leipzig 1913); J. Meier-Graefe, E. D. (2e dr., München 1922); R. Escholier, D., 3 dln (Paris i926-28); Der junge D.,Briefe, Tagebücher, hrsg. v.

H. Graber (Basel 1938) en div. uitg. van de Soc. des Amis d’E. D. (gevestigd in het atelier van D., rue de Furstemberg, Paris).

< >