(Don Fernando), infant van Spanje, kardinaal en landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden (Escoriaal 16 Mei 1609 - Brussel 9 Nov. 1641), was de derde zoon van de Spaanse koning Philips III. Bestemd door zijn vader voor een geestelijke carrière, werd hij, nauwelijks 10 jaar oud, aartsbisschop van Toledo en kardinaal, werd echter nooit priester gewijd.
In zijn jeugd nam hij deel aan intrigues tegen de graaf-hertog van Olivares. Deze bewerkte dat men de jonge prins naar de Nederlanden zou sturen, omringd door betrouwbare raadslieden, om er het Spaanse prestige, dat onder de militaire tegenspoed te lijden had, te herstellen en de reeds bejaarde infante Isabella bij te staan. Eerst werd aan Ferdinand, in 1632, de regering over Catalonië opgedragen. Vervolgens ging hij als gouverneur naar Milaan (Mei 1633). De hegemonie van Spanje berustte op het strategisch voordeel dat het bezit van de katholieke Nederlanden met zich medebracht; het was nochtans noodzakelijk de verbinding met deze provincies in stand te houden langs de landweg, daar de Spaanse monarchie op zee te zwak was geworden. De kardinaal-infant herstelde die verbinding, die afgesneden was door de vijandschap van Frankrijk en van Savoie, de neutraliteit van de Zwitsers en de bezetting van Zuid-Duitsland door de Zweden. Door delicate onderhandelingen, waardoor Duits grondgebied opnieuw mocht gebruikt worden voor het doorzenden van troepen naar de Nederlanden, werd Ferdinand er toe gebracht, tegen de instructies van Madrid in, de Spaanse diplomaten te Wenen aan te zetten openlijk positie te kiezen tegen Wallenstein. Daar hij in de nabije toekomst een breuk met Frankrijk voorzag, trachtte hij het keizerrijk een positief standpunt te doen innemen. Zo zond hij, in 1633, een leger onder bevel van de hertog van Feria, naar de Elzas om er de overgangen van de Rijn vrij te maken. Na de dood van de infante Isabella tot gouverneur-generaal van de katholieke Nederlanden benoemd, verliet hij Milaan. In Juni 1634 trok hij met zijn soldaten de Stelviopas over, en voegde zich vóór de stad Nördlingen bij de keizerlijke troepen, die door het gros van het Zweedse leger werden bedreigd. Hij behaalde er 5 en 6 Sept. de overwinning in de bekende slag. Daardoor werd o.m. de landverbinding verwezenlijkt tussen Milaan en Brussel. Nu was echter Frankrijk gedwongen openlijk deel te nemen aan de oorlog ten einde de Protestanten, die op het punt stonden zich met de keizer te verzoenen te steunen. Het gouverneurschap van de kardinaal infant te Brussel, van Nov. 1634 af, stond in het teken van een strijd op twee fronten, in het N. tegen de Hollanders, in het Z. tegen de Fransen. Door Madrid weinig ondersteund of geholpen, kon hij in hoofdzaak slechts defensief optreden Hij deed dit met grote energie; het Frans-Hollands offensief van 1635 werd gebroken; in 1636 bedreigde hij zelf het hart van Frankrijk en drong zegevierend tot Corbie door; in 1638 stootten de Hollanders het hoofd te Calloo; zo verging het ook de Fransen te St. Omer. In 1639 leden deze laatsten een échec te Thionville. Maar eens te meer was de verbinding van de katholieke Nederlanden met Madrid afgesneden. Ferdinand was er niet in geslaagd de val van Breda in 1637 te voorkomen, en na de ramp van Duins die in 1639 de laatste poging om de verbinding met Spanje over zee te herstellen deed mislukken, zag de kardinaal-infant zich genoodzaakt een voorzichtige defensie-krijg te voeren, die hem niet toeliet Atrecht in 1640 te redden. Hij was juist begonnen met een poging tot ontzet van de stad Aire in 1641, toen hij door een besmettelijke ziekte werd aangetast. Hij werd naar Brussel overgebracht, waar hij de geest gaf. Alhoewel hem de tijd ontbroken had om zich veel met de binnenlandse aangelegenheden bezig te houden — dit werk moest hij overlaten aan de president van de Privé-Raad, Pieter Roose — was hij toch de meest populaire van de Spaanse gouverneurs-generaal in de zuidelijke Nederlanden tijdens de 17de eeuw. DR A. VAN DER ESSEN
Lit.: A. van der Essen, Le Cardinal-Infant et la politique européenne de l’Espagne 1609-1641 (Louvain - Bruxelles 1944); H. Lonchay, La Rivalité de la France et de l’Espagne aux Pays-Bas (1635-1700). Étude d’histoire diplomatique et militaire (Mémoires couronnées de l’Académie) (Bruxelles 1896); R. Delplanche, Pierre Roose, chef-président du Conseil Privé des Pays-Bas (15861673) (Bruxelles 1945).