(Marie) , vicomte, een van de voornaamste bewerkers van de totstandkoming van het Suez-kanaal (Versailles 19 Nov. 1805 - La Chesnaie, Indre, 7 Dec. 1894), was sinds 1828 Frans consul, achtereenvolgens te Cairo, Rotterdam, Malaga en Barcelona. Van 1848-1849 was hij consul-generaal te Madrid.
In 1854 nam hij de uitnodiging van de Egyptische Khedive Mohammed Saïd Pasja aan, om de leiding te nemen bij de uitwerking van het plan tot doorgraving van de landengte van Suez. Ten onrechte wordt wel eens gedacht, dat De Lesseps ook aandeel had in de technische voorbereiding van de totstandkoming van het kanaal. Die eer komt de Oostenrijkse ingenieur Negrelli toe, maar De Lesseps kan men de grote propagandist voor het plan noemen.
Dank zij zijn waardevolle relaties in alle mogelijke Europese milieu’s—-hij was bijv. verwant met de Franse keizerin Eugénie — wist hij ondanks de tegenwerking van Engeland voor zijn doel 200 millioen francs bijeen te brengen en de onderneming van 1859-1869 door te voeren. Door dit grote succes aangemoedigd, nam hij in 1881 de leiding op zich van een „Compagnie universelle du canal interocéanique” voor de doorgraving van de landengte van Panama. Grote terreinmoeilijkheden evenwel, buitengewone sterfte onder arbeiders en ingenieurs, ontoereikendheid van het kapitaal, dat vooral door kleine Franse spaarders was bijeengebracht, voerden de maatschappij naar de ondergang. In 1888 kwam De Lesseps er toe grote sommen uit te betalen aan de bankier Reinach ten einde politici en journalisten te bewerken, de maatschappij een speculatieve loterij toe te staan, waarvan de winsten de uitgifte van nieuwe obligatieleningen zouden moeten dekken. Desondanks ging de maatschappij in het volgende jaar failliet en moest de „grote Fransman” zich in 1891 voor de gepleegde malversaties verantwoorden. De regering bespoedigde het proces van de 86-jarige grijsaard niet, wat door de vijanden der republiek werd uitgelegd als een poging om de geschandvlekte politici te redden (z Panamaschandaal). In 1893 werd De Lesseps tot een gevangenisstraf van vijf jaar, zijn zoon Charles (1849-1923) tot één jaar veroordeeld, maar met opzet had de rechtbank de afloop van de termijn, waarin verjaring opgeschort was, afgewacht, zodat het hof van appèl het vonnis vernietigen kon. In zijn laatste levensjaren waren De Lesseps’ verstandelijke vermogens gekrenkt. Sedert 1885 was hij lid van de Académie française. In 1900 verrees te zijner eer een bronzen standbeeld (van Fremiet) aan de ingang van de haven van Port Saïd.
DR J. S. BARTSTRA
Bibl.: Percement de l'isthme de Suez (5 dln, 1855, meermalen herdr.) ; Lettres, journal et documents pour servir à l’hist. du canal de Suez (5 dln, 1875-1881); Souvenirs de 40 ans, dédiés à mes enfants (2 dln, 1887) ; Origines du canal de Suez (1890).
Lit.: N. C. Balsem, F. de L. (Haarlem 1880, Mannen van beteekenis XI, 8); Bertrand & Ferrier, Ferdinand de L. (1887); G. B. Smith, Life and Enterprises of Ferdinand de L. (2de dr., 1894); Bridier, Une famille française: les De Lesseps (1899); R. Gourau, F. de L. de l’apothéose de Suez au scandale de Panama (Paris 1932); J. d’Elbée. Un conquistador de génie (Paris 1938); G. E. Bonnet, F. de L. (1951).