Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

EVENWICHTSREGELING

betekenis & definitie

De onwillekeurige regeling van het evenwicht is voor alle dieren van zeer groot belang, vooral ook voor de mens, wiens evenwicht moeilijker bewaard wordt door de rechtopgaande houding. Een doelmatige zelfregeling, die geen voortdurende aandacht en wilsinspanning vergt, kan slechts tot stand komen door de samenwerking van organen, die voor het waarnemen van lichaamsstand en evenwicht gevoelig zijn (receptoren), en een centraal orgaan waar de ontvangen impulsen worden verwerkt, wat dan bepaalde spiergroepen (effectoren) tot corrigerende spierspanningen aanzet.

De receptoren voor het waarnemen van de lichaamsstand zijn:a. Het spier-, pees- en gewrichtsgevoel of de zgn. diepe sensibiliteit. Dit doet ons de onderlinge spanningen in spieren en banden kennen en daardoor weten wij bijv. de stand van de ledematen ten opzichte van de romp. De betekenis van deze functie blijkt duidelijk, als door een langdurige druk op arm- of beenzenuwen een lichaamsdeel „slaapt”. Men kan zich dan zijn stand of ligging niet meer bewust maken, zonder ernaar te kijken. Ook het uitvoeren van doelmatige, gecoördineerde bewegingen is in deze toestand niet mogelijk, hoewel het vermogen tot samentrekking van de spieren ongestoord is.
b. De labyrintfunctie. Het eigenlijke evenwichtszintuig ligt in het inwendig oor: het bestaat uit de otolithenorganen en de booggangsorganen (z oor). De eerste dienen voor de waarneming van de stand van het hoofd in de ruimte en van de progressiebewegingen (voor- en achteruit, stijgen en dalen). De booggangsorganen (3 onderling loodrechte halfcirkelvormige kanalen) stellen in staat hoekversnellingen en vertragingen waar te nemen, dus veranderingen in een draaiende beweging. Van deze statische (toestand in rust) en kinetische (toestand in beweging) zintuigen gaan nu voortdurend prikkels uit, die, wanneer zij tot bewustzijn komen, inlichten over stand en beweging. Zij veroorzaken echter meteen, buiten de wil om, spierspanningen die voor het bewaren van evenwicht en het zuiver uitvoeren van bewegingen noodzakelijk zijn. Dit zijn de labyrintrefiexen, die vooral door Magnus en zijn medewerkers zijn bestudeerd; zij hebben vooral invloed op de spierspanningen van extremiteiten, van de hals en van de oogspieren. Elk labyrint beïnvloedt de extremiteiten dubbelzijdig; de werking op de halsspieren is echter éénzijdig. Een gevolg van het optreden van labyrintreflexen is bijv. dat een vallende kat op haar poten terecht komt.
c. Zeer belangrijk is ook de rol, die de ogen bij het bewaren van stand en evenwicht spelen. Vooral indien de eerste twee genoemde inrichtingen niet of niet voldoende functionneren, is de hulp van de ogen onmisbaar; sluiten van de ogen doet de patiënten het evenwicht verliezen.

PROF. DR R. BRINKMAN

< >