het hoofd der strenge Arianen (Eunomianen), leefde in de tweede helft der 4de eeuw (gest. Dacora 392).
Hij was geboortig uit Oltiseris in Klein-Azië, sedert 356-357 een leerling van Aëtius en door hem te Alexandrië tot wijsgeer gevormd. Hij genoot wegens zijn karakter de algemene achting, en Eudoxius, bisschop van Antiochië, benoemde hem eerst tot zijn diaconus en in 360 tot bisschop van Cyzicus. Vandaar verbannen wegens zijn verzet tegen de keizerlijke kerkpolitiek, werd zijn leer door de keizerlijke decreten van 381 en 383 ketters verklaard. Theodosius de Grote (379-395) verbande alleen hem naar Caesarea in Cappadocië en later naar Dacora. De grootste leraars van zijn tijd hebben hem bestreden, van zijn geschriften zijn echter slechts enkele aanhalingen bewaard. Hij is neoplatonisch en Aristotelisch georiënteerd en helt over naar rationalisme en nominalisme.Lit.: M. Albertz, Untersuch. üb. d. Schriften des E. (Halle 1908); B. Altaner, Patrologie (Freiburg. i. Br. 1938), blz. 181, 183, 190, 194.