(Arabissus in Klein-Armenië - Nicaea 370), was de zoon van Caesarius, een martelaar ten tijde van Maximinianus. Hij was een aanhanger van de „school” van Lucianus, en eerst bisschop te Germanicia, later te Antiochië (358-360), waar hij als „gematigd Ariaan” de verschillende partijen tot vrede trachtte te brengen.
Van 360-370 was hij de 8ste bisschop van Constantinopel. Zijn aanhangers, de Eudoxianen, erkenden de gelijkvormigheid van de Zoon Gods met de Vader, maar lieten de gelijkheid van wezen rusten. Ten tijde van keizer Valens (364-378) echter spoorde hij zijn keizerlijke leerling aan tot scherp optreden zowel tegen de Homoousianen als tegen de radicale Arianen. Zijn geschriften zijn verdwenen, mogelijk met uitzondering van enige fragmenten uit zijn redevoering over de Vleeswording van het woord. De Goten hebben het Christendom aangenomen in de vorm, die onder Eudoxius’ episcopaat door keizer Valens werd gesteund.Lit.: Du pont, Gnosis, la connaissance religieuse dans les épîtres de Saint Paul (Louvain-Paris 1949).