Hongaarse magnatenfamilie, welker majoraat tot de reusachtigste grootgrondbezittingen behoorde. Van deze familie zijn vooral bekend geworden:
Nicolaas, graaf van Esterházy (1582-1642), die tot het Katholicisme overging, de Contrareformatie bevorderde en de keizer als diplomaat diende;
Anton, graaf van Esterházy (1676-1722), die zich in 1703 bij de opstand van Rakóczi aansloot, later naar het buitenland vluchtte en de stamvader werd van de Franse tak.
Nicolaas, vorst Esterházy (1765-1833), die veldmaarschalk was in Oostenrijkse dienst en in 1809 de kroon van Hongarije weigerde, welke Napoleon hem aanbood;
Paul Anton, vorst Esterházy (1786-1861), Oostenrijks diplomaat, die van 1815 tot 1842 ambassadeur was in Londen. In het revolutiejaar 1848 werd hij minister van Buitenlandse Zaken in het Hongaarse ministerie van Lodewijk Batthyany, maar aangezien hij tegenover Oostenrijk een gematigde politiek voorstond, trad hij in Sept. van dat jaar af. Door zijn grote verkwisting moest het majoraat van de familie in 1860 onder curatele worden gesteld.