of Enzio (van het Duits: Heinz), natuurlijke zoon van de Rooms-keizer Frederik II van Hohenstaufen, en zelf koning van Sardinië en Italiaans dichter (Palermo 1225 - Bologna 14 Mrt 1272), genoot aan het briljante hof van zijn vader een korte jeugd, waarna hij de veel oudere Adelasia van Torres, weduwe van Ubaldo de’ Visconti en erfgename van het judicaat Gallura, huwde, zodat hij de titel van koning van Sardinië verkreeg (1239). Hij nam zowel onder zijn vader (bij Cortenuova, 1237) als onder de beruchte Ezzelino* da Romano, moedig deel aan de strijd tegen de Lombarden en de diverse Welfische steden: zijn vader maakte hem keizerlijk vicarius in Lombardije, en Enzo veroverde een groot deel der kerkelijke staten voor de keizer.
De ban, die Gregorius IX over Frederik uitsprak, trof dan ook Enzo, wiens huwelijk zelfs door de paus ongeldig werd verklaard. Ter zee versloeg hij in 1241 bij verrassing de Genuese vloot, die vele bisschoppen voor een concilie naar Rome bracht. Toen echter in het N. zich alles tegen Frederik keerde, viel Enzo in de slag bij Fossalta (1249) in handen der Bolognezen. Al wat zijn vader deed om hem vrij te krijgen faalde, en de jongeling bleef voor heel de resterende 23 jaren van zijn leven in gevangenschap te Bologna, denkelijk in het Palazzo del Podestà, dat nu Palazzo di Re Enzo” heet. Hij overleefde daar de val van het Zwabische (Staufische) huis en werd ook te Bologna begraven, in de kerk van S. Domenico.Te midden van de,,Siciliaanse school” (z Italië, taal en letterkunde), die zich om het hof van Frederik groepeert en waarvan zowel de keizer als zijn zoons Frederik van Antiochië en Manfred en ook zijn schoonvader Jean de Brienne als dichters deel uitmaken, ademen de weinige gedichten, die met stelligheid aan de schone en bovenmate schrandere „Re Enzo” zijn toe te schrijven, de stemming van zijn rampzalig lot. De beste echo er van vindt men in de ballade: Va, canzonetta mia, e saluta messere……
MR H. VAN DEN BERGH
Lit.: C. Petracchi, Vita di Arrigo di Svevia re di Sardegna, volgarmente Enzo chiamato (Firenze 1750); H. Blasius, König Enzio (Breslau 1885); G. A. Cesareo, La poesia siciliana sotto gli Svevi (Catania 1894); Idem, Le origini della lirica in Italia (ibid. 1899); vgl. G. Bertoni, II Dugento, in Vallardi’s Storia d. lett. ital.,en N. Sapegno, II Dugento, ibid.; voorts E. Kantorowicz, Kaiser Friedrich II (Berlin 1927).