Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

ELECTRICITEITSTARIEVEN

betekenis & definitie

In NEDERLAND.

I. INLEIDING

De electriciteitsbedrijven zijn hier tegenwoordig bijna geheel in handen van gemeenten en provincies en hebben daardoor een monopolistisch karakter gekregen. De tarieven kunnen laag gesteld worden, daar het winstprincipe bij overheidsbedrijf niet overweegt. Ten gevolge van stijgende uitgaven van de gemeenten gingen langzamerhand de electriciteitsbedrijven als bron van inkomsten fungeren. De prijspolitiek behoeft geen rekening te houden met directe concurrentie, daar aan particuliere bedrijven geen concessie wordt verleend. Voor grootafnemers dient echter rekening gehouden te worden met het feit, dat te hoge tarieven hen doen overgaan tot zelfstandige productie voor eigen bedrijf. Voor de kleine consument moet bij de prijsvaststelling gelet worden op het gebruik van de concurrerende energiebronnen, die voor licht: bijv. gas en petroleum, voor kracht: gas en ruwe olie zijn. Bij te hoge tarieven zal men overgaan tot het gebruik van deze middelen. Tevens moet de prijspolitiek een regelmatig bedrijf en toenemend verbruik stimuleren, daar beide de winst vergroten en dus indirect tot tariefverlaging leiden.

II. OPWEKKINGSKOSTEN

Deze zijn te splitsen in de vaste kosten en de veranderlijke kosten. Onder de vaste kosten verstaat men die, welke het bedrijf heeft onafhankelijk van het afgegeven vermogen. Het omvat rente en aflossing en een deel van de onderhoudskosten van gebouwen, machines, schakelinstallaties en van het distributienet, uitbetaalde salarissen en lonen. Somtijds telt men er ook de nullastkosten van het bedrijf bij. Onder de veranderlijke kosten verstaat men de kosten, die ontstaan ten gevolge van het afgeven van energie. Hiertoe behoren in hoofdzaak de kolen en olie, verbruikt water enz., een deel van de lonen en verdere voortbrengingskosten, alsmede de verliezen in machines, transformatoren en leidingen. Hoe groter de belasting van de centrale, hoe kleiner dus het percentage, dat de vaste kosten uitmaken van de totale uitgaven, derhalve des te lagere kostprijs per kWh. Goedkopere productie wordt dus in de hand gewerkt door de afneming te vergroten. Komt men echter met de piekbelasting boven het beschikbare vermogen, dan zullen de vaste kosten ten gevolge van de dan weer noodzakelijke uitbreiding van de electriciteitsfabriek vergroot worden. Over het algemeen zal een grote centrale economischer werken dan een kleine. In Nederland is de grens, waarboven de kostprijs niet meer daalt, door de meeste centralen nog niet bereikt, de daling wordt bij eenheden boven de 20 000 kW door verbetering van het rendement van deze machines wel geringer.

Daar bij de tegenwoordig algemeen gebruikte wisselstroom accumulatie van energie uitgesloten is, wordt het noodzakelijk beschikbare vermogen bepaald door de piekbelasting. Dit is de hoogste belasting van de centrale. Deze treedt op tussen 15 en 18 uur (z electriciteitsfabriek). Het is dus voor de centrale veel gunstiger, indien een verbruiker met kleine installatie gedurende lange tijd energie afneemt, dan wanneer een grootverbruiker dezelfde hoeveelheid in korte tijd afneemt. Dit geldt natuurlijk slechts indien het maximumverbruik van beide afnemers samenvalt met de maximumbelasting van de centrale. De grootverbruiker maakt de piekbelasting groter, derhalve moet het beschikbare vermogen groter zijn en de vaste kosten zullen dus toenemen. Daarentegen zal een grootverbruiker, die alleen gedurende de tijden, dat de belasting klein is (des nachts), stroom afneemt, het economisch rendement van het bedrijf gunstig beïnvloeden. Uit bovenstaande volgt, dat de verbruiker, die buiten de spitsuren energie afneemt, goedkoper bediend kan worden, dan een, die tijdens de spitsuren energie verbruikt, daar laatstgenoemde de vaste kosten vergroot en eerstgenoemde de centrale gunstiger belast, doordat het rendement verbetert. Het is om deze redenen, dat de tarieven tijdens lage belastingperioden zeer laag gesteld zijn om het verbruik te stimuleren. Deze tarieven zijn soms beneden de veranderlijke kosten, wat mogelijk is door de verkregen rendementsverbetering. Niet alleen de verbruiksduur en het maximum daarvan zijn dus van belang, maar eveneens het tijdstip, waarop het maximum van de verbruiker valt. In contracten voor electriciteitslevering aan grootverbruikers is dan ook vaak het tarief zodanig gesteld, dat alleen die afnemers, die gedurende spitstijden stroom afnemen, de vaste kosten van het bedrijf moeten dragen.

III. KOSTPRIJS EN TARIEFPOLITIEK

Het verband tussen de kostprijs en de te volgen tariefpolitiek moet dermate zijn, dat de belasting van de centrale gunstig beïnvloed wordt. Er moet een stimulans voor meer verbruik verkregen worden, waardoor de consument zo goedkoop mogelijk van alle voordelen kan profiteren en het bedrijf een bepaalde winstmarge maakt, maar bovenal moet men — door nachtstroom-, seizoen-, weekeinde-tarieven en dergelijke — het verbruik in de uren van lage belasting zien te verhogen.

Een van de voornaamste relaties van kostprijs en tariefpolitiek komt te voorschijn in de vastrechttarieven, waar men de verbruiker een bepaald bedrag, te bepalen naar aansluitwaarde, oppervlakte, maximum verbruik of statistiek laat betalen als deelneming in de vaste kosten van het bedrijf, terwijl de variabele kosten door een prijs per kWh worden vergoed. Op deze wijze wordt rekening gehouden met de grootte van de belasting, die de consument veroorzaakt, doch niet met het tijdstip, waarop deze valt. Naarmate het verbruik stijgt, zal de werkelijke prijs per kWh lager worden, daar de vastrechtprijs minder invloed krijgt.

Ingewikkelder wordt het tarief, wanneer men het tijdstip, waarop het verbruik valt, in rekening wil gaan brengen. Men moet dan gebruik maken van meer-tariefmeters en de prijs per kWh afhankelijk stellen van het tijdstip van verbruik.

Bij de prijsbepaling komt ook in aanmerking het doel, waarvoor de stroom verbruikt wordt, daar men rekening moet houden met de prijs van gas enz. Voor verlichtingsdoeleinden heeft electriciteit door haar hygiëne en gemak zoveel voordelen boven brandstoffen, dat een hoge prijs bedongen kan worden. Voor kracht en verwarming is dit anders, hier brengt de concurrentie de prijs binnen betrekkelijk enge grenzen.

IV. EXTRA KOSTEN VOOR DE VERBRUIKER.

a. Meterhuur

De meeste electriciteitsbedrijven brengen de consument een maandelijks bedrag in rekening voor onderhoud en afschrijving van de bij hem ondergebrachte installatie, inclusief de electriciteitsmeter. Deze meterhuur varieert zeer sterk, afhankelijk van de soort en de grootte van de meter, terwijl ook de prijzen voor gelijke instrumenten bij diverse bedrijven zeer uiteenlopen.

b. Aansluitkosten

Zeer veel bedrijven vnl. de grote, verstrekken de aansluiting gratis, doch dikwijls moet een vast bedrag per aansluiting betaald worden, dat varieert tussen f 2,50 en f 25. Somtijds moet de consument een som betalen, die afhankelijk is van de lengte van de te leggen aansluitleiding. Verschillende bedrijven verstrekken installaties in huur of in huurkoop, waarbij veelal de maandelijkse bedragen verwerkt worden in de tarieven.

c. Kolenclausule

Daar de kolenprijs grote invloed uitoefent op de variabele kosten en dus op de kWh-prijs, is de consument meestal gehouden een toeslag te betalen, wanneer de kolenprijs boven een gestelde waarde stijgt. In en na Wereldoorlog ll heeft het Rijk, mede in verband met de brandstofdistributie en de grote prijsverhoging van de steenkolen, de bepaling van de prijsverhoging uit dezen hoofde aan zich getrokken.

V. KLEINVERBRUIKERSTARIEVEN.
a. Abonnementstarief

Hierbij wordt, onverschillig hoe groot het stroomverbruik is, een bepaald bedrag per jaar betaald, berekend naar het aangesloten vermogen van de installatie. Het voordeel van dit abonnementstarief is, dat het plaatsen, onderhouden en aflezen van de meters vervalt en dus ook de administratiekosten geringer worden; een voordeel, dat natuurlijk alleen bij kleinverbruikers van belang is. Volgens dit tarief betaalt de verbruiker dus alleen mee in de vaste kosten. Daarom kan dit tarief alleen toepassing vinden, waar de veranderlijke kosten bijna nihil zijn, zoals bijv. in Zweden en Noorwegen, waar dit tarief bij de waterkrachtcentrales wordt toegepast. In Nederland komt het niet meer voor, wel is in Indonesië een dergelijk tarief voor verlichting in kampongs toegepast.

b. Gewoon enkel tarief

Bij dit tarief betaalt de consument naar de hoeveelheid electriciteit, die hij verbruikt, welke hoeveelheid met electriciteitsmeters wordt gemeten. Het eenvoudigste is, indien een verbruiker betaalt per verbruikte kWh of Ah (ampère-uur). Voor kleinere lichtverbruikers wordt dit tarief vrij veel toegepast. Het houdt noch rekening met de maximumbelasting van de consument, noch met het tijdstip van verbruik. Het oefent dus geen gunstige invloed uit op de piekbelasting. Dit tarief wordt dikwijls gecombineerd met huur of huurkoop van de installatie.

c. Getrapt tarief

Hierbij wordt de prijs per kWh verlaagd, wanneer een bepaalde hoeveelheid afgenomen is. Bij groter verbruik zal dus de gemiddelde prijs iets teruglopen. Er wordt ook bij toepassing van dit tarief geen rekening mee gehouden, wanneer het maximum valt en hoe groot dit is. De ten gevolge van de prijstrappen optredende verlaging van de prijs per eenheid is gewoonlijk te gering om groter verbruik erg te stimuleren.

d. Muntmetertarief

Dit wordt vaak in arbeiderswoningen toegepast en berust op hetzelfde beginsel als het enkel tarief, doch verschilt daarvan, doordat de consument vooruit betaalt door inwerping van een geldstuk in de meter. Het voordeel hiervan is, dat men van de verbruiker geen belangrijk bedrag ineens behoeft te vorderen en men zeker is directe betaling te krijgen, daar het verschuldigde bedrag in de meter aanwezig is. Bij dit systeem wordt ook veelal de installatie gratis aangelegd en worden meterhuur en installatiehuur in de stroomprijs inbegrepen, zodat bij muntmeterinstallaties de prijs per kWh één tot twee centen hoger is dan bij gewoon enkeltarief, waarbij de afnemer de installatie en de meterhuur afzonderlijk betaalt.

e. Dubbel tarief

Bij dit tarief wordt een verschillende prijs betaald al naar gelang de stroom al of niet gedurende speruren (dat zijn de piektijden) wordt afgenomen. Deze prijzen verschillen meestal vrij veel; óf door middel van een klok, die bij de verbruiker geplaatst is, óf uit de centrale wordt een ander telwerk van de meter ingeschakeld (z electrische metingen). Bij dit tarief wordt dus rekening gehouden met de tijd, waarop stroom wordt afgenomen. Door de verhoging tijdens de speruren wordt verkregen, dat het electriciteitsverbruik zich zoveel mogelijk zal verplaatsen naar tijden buiten de speruren. Het tarief heeft ten doel, de verbruikers tijdens de spitsuren, evenredig met de door hen verbruikte kWh, een aandeel in de vaste kosten van het bedrijf te laten betalen. Buiten de spitsuren kan de electriciteit dan tegen veel geringere prijs geleverd worden, daar deze veel minder invloed heeft op de vaste kosten.

f. Meervoudig tarief

Waar bij het dubbeltarief slechts twee prijzen zijn, nl. die tijdens speruren en die buiten de speruren, voert men bij het meervoudig tarief dit principe verder door. Een van de meest voorkomende meervoudige tarieven is het drievoudige tarief. Hierbij wordt voor stroomverbruik tijdens de speruren een hoog tarief, tijdens de dagbelasting een billijker prijs, tijdens de nacht, somtijds ook overdag van 12-13 uur, een zeer laag tarief, dat even boven de variabele kosten uitkomt, berekend. Het doel van deze lage tarieven is het stimuleren van het verbruik tijdens perioden van lage belasting. Hierdoor kan des nachts stroom voor verwarming, bijv. waterreservoirs e.d., zonder belangrijke kosten aangewend worden, terwijl de belasting van de centrale er door wordt verbeterd. Ook bij dit tarief wordt geen rekening gehouden met de maximumbelasting van de afnemer.

g. Maximumtarief

Bij de boven besproken tarieven, behoudens het abonnementstarief, betaalt de afnemer een prijs per kWh. Deze kilowatturen kunnen dan verschillend in prijs zijn, al naar gelang de tijd van verbruik. Bij het nu te bespreken maximumtarief betaalt de afnemer jaarlijks een bedrag, afhankelijk van de maximumbelasting.

Hierbij wordt geen rekening gehouden met het tijdstip, waarop dit maximum valt. Per kWh wordt dan een lage prijs berekend. Dit tarief bedoelt dus, de consument afhankelijk van zijn maximumverbruik een aandeel in de vaste kosten te laten betalen. De veranderlijke kosten worden dan gedekt door de prijs per kWh. Dit tarief zal een groter verbruik stimuleren, mits de verbruiker rekening houdt met zijn maximum. Het houdt daarentegen geen rekening met de piekbelasting van de centrale en werkt dus niet gunstig op de belastingskromme van de electriciteitsfabriek. Men kan dit wel, onder gebruikmaking van een wat ingewikkelder meetapparatuur, verbeteren door het aantal kW, aangewezen in de spitsuren, hoger te laten betalen dan die in de overige uren.

Dit tarief is ook geen vastrechttarief, waarbij de vastrechtprijs voor de komende periode reeds bepaald is, terwijl het toch als grondslag heeft een splitsing van de door de afnemer te betalen som in een aandeel in de vaste kosten en de betaling van de door hem veroorzaakte veranderlijke kosten. Men spreekt hier van een basisrechttarief.

h. Vastrechttarief

Hierbij betaalt de consument een vast bedrag, dat op verschillende wijzen kan worden bepaald, doch steeds vooraf. Per kWh wordt ook weer een lage prijs berekend. Het vastrechtbedrag representeert tot op zekere hoogte het aandeel, dat de verbruiker in de vaste kosten moet opbrengen, de prijs per kWh is de vergoeding van de veranderlijke kosten. Bij toenemend verbruik zullen de vastrechtkosten minder zwaar drukken, de gemiddelde prijs per kWh zal kleiner worden. Het voordeel van dit tarief is, dat zowel het electriciteitsbedrijf als de consument de kosten voor stroomverbruik over de komende periode enigermate kan ramen, omdat het vastrecht bekend is. Dit was bij het maximumtarief niet zo, daar in dat geval het basisrecht tijdens de periode zelf door het maximumverbruik bepaald wordt en dus pas achteraf bekend is. De wijze, waarop het vastrecht bepaald wordt, is zeer verschillend. Het doel is een raming van de vaste kosten, waarvoor rekening gehouden moet worden met het maximum van de verbruiker, de duur daarvan en het tijdstip waarop dat valt. Bij de algemeen gebruikelijke vastrechtbepalingen wordt echter weinig rekening met de duur en de grootte van het maximum gehouden.

In Nederland is het vastrechtbedrag o.a. bepaald naar de volgende maatstaven:

1. Vastrechttarief, gebaseerd op voorafgaand verbruik.
2.Vastrechttarief, gebaseerd op het uit statistisch materiaal berekende normale lichtverbruik.
3. Vastrechttarief, gebaseerd op het aantal vertrekken.
4. Vastrechttarief, gebaseerd op een indeling in hoofd- en nevenvertrekken.
5. Vastrechttarief, gebaseerd op het aantal m2 vloeroppervlakte.
6. Vastrechttarief, gebaseerd op het aantal lichtpunten.
7. Vastrechttarief, gebaseerd op het geïnstalleerde vermogen.
8. Vastrechttarief, gebaseerd op een in een voorgaande periode gemeten maximale belasting.
9. Vastrechttarief, gebaseerd op het gemiddelde van de grondslagen van tarief 3, 4 en 5.
10. Vastrechttarief, gebaseerd op de grootte van het perceel, de gezinssterkte en de welstand.
11. Vastrechttarief, gebaseerd op de capaciteit van de meter.
12. Vastrechttarief, gebaseerd op de grootte van de hoofdbeveiliging.

Op deze verschillende tarieven wordt het vastrechtbedrag bepaald. Sommige methoden zijn zuiver electrisch, doch andere verwerken de welstand van de verbruiker er in. Dit is natuurlijk alleen mogelijk, omdat het bedrijf in handen van de overheid is. ïn geen van deze tarieven wordt rekening gehouden met de tijd van afneming. Daarom combineren sommige bedrijven de vastrechttarieven met dubbel- of meervoudig tarief.

i. Overschrijdingstarief

Dit tarief is gebaseerd op het noodzakelijke verbruik. Dit is bij de kleine consument vnl. licht. De prijs per kWh van het noodzakelijke verbruik kan derhalve vrij hoog zijn, daar de consument voor dit doel niet gemakkelijk zal overgaan tot brandstoffen. Het verbruik moet echter gestimuleerd worden en daarom wordt de prijs per kWh, die boven het noodzakelijke verbruik afgenomen wordt, aanzienlijk lager. Ten einde dan nog rekening te houden met het tijdstip van afneming kan eventueel dubbeltarief genomen worden. Het noodzakelijke verbruik dient hier dus als grondslag voor de vaste kosten. Daarom dient men een deel van de noodzakelijke verbruikskosten als vastrecht te beschouwen. Registratie kan plaats vinden door middel van een overschrijdingsmeter, d.i. een meter, die in bedrijf komt als de gecontracteerde electriciteitshoeveelheid (d.i. het noodzakelijke verbruik) afgenomen is.

k. Overgangstarieven

Dit zijn tarieven, waarbij niet alleen op de aanwijzing van de meter wordt afgegaan. Behalve de door de meter aangegeven getallen, spreken hier voor de bepaling van het te betalen bedrag andere gegevens een rol, gebaseerd op de overweging, dat bij een bepaalde oppervlakte of een bepaald aantal vertrekken een bepaald verbruik als normaal minimum beschouwd kan worden. Dit minimumverbruik kan voor de verschillende maanden verschillend in rekening worden gebracht.

Ten einde een overzicht over de meest gebruikelijke tarieven te verschaffen, volgt hiernevens een indeling, die ontleend is aan het Rapport: Electriciteitstarieven voor kleinverbruikers in Nederland (1933), uitgebracht aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Delft en omstreken door ir H. W. L. Brückman, C. A. Oudemans en dr C. Visser.

VI. GROOTVERBRUIKERSTARIEVEN

Met grootverbruikers worden door de centrales meestal contracten gesloten. Deze zijn geheim. Normen voor grootverbruikerstarieven zijn niet te geven. De stroomprijs hangt af van zeer veel factoren, waarvan de voornaamste zijn, het maximum van de verbruiker en het tijdstip, waarop dit valt, het doel waarvoor de stroom geleverd wordt, of het bedrijf al dan niet dag en nacht werkt, eventuele belastingstoten. Verder wordt rekening gehouden met de cos q> (z arbeid, arbeidsfactor) van het bedrijf. Is deze klein, dan worden somtijds cos q> meters ingeschakeld en moet de verbruiker extra toeslagen betalen voor zijn reactief verbruik. (E I sin <7 x t). Somtijds worden extra kortingen verleend, indien de afnemer voorij lende stroom opneemt, of indien de dagbelastingskromme van de afnemer zeer gunstig voor de centrale is, terwijl toeslagen geheven worden, indien tijdens speruren de belasting boven een bepaalde waarde stijgt.

Kolen- en vaak ook duurtestoeslagen zijn in die overeenkomsten opgenomen, veelal ook garanties van een minimumverbruik of een minimumbetaling per jaar, en een maximum door het electriciteitsbedrijf beschikbaar gesteld vermogen, zodat bij uitbreiding van de aansluiting vernieuwing van het contract nodig is.

Tarieven, waarbij de verrekening uitsluitend plaats vindt op grond van door de meter aangegeven grootheden Vastrechttarieven

O vergangstarie ven gebaseerd op individuele gegevens en wel op: gebaseerd op bij de verbruiker geconstateerde electrische grootheden, echter rekening houdende met statistische normen en wel: gebaseerd in hoofdzaak op statistische normen en wel: mede gebaseerd op de welstand van de verbruiker en wel:

a. enkeltarief a. tarieven waarbij een a. voorafgaand c. voorafgemeten ma- i. naar oppervlakte en m. oppervlakte en
b. dubbeltarief eerstafgenomen verbruik ximale belasting bestemming der welstand

aantal kWh per b. piekbelasting d. overschrijdings- vertrekken vastge- n. aant. vertrek-

c. maximum- vertrek hoog in re- en andere tarief stelde normen ken en wel-

tarief kening wordt gebracht

b. tarieven waarbij een eerstafgenomen aantal kWh afhankelijk van een verbruiksduur e.a. grootheden hoog in rekening wordt gebracht grootheden e. gecontracteerde kWh
f. aansluitwaarde
g. lichtpunten
h. grootte van de meter j. vertrekken tarief
k. oppervlaktetarief
l. gemiddelde van grondslagen berekend uit oppervlakte, aantal lichtpunten en geïnstalleerd vermogen stand

Alle mogelijkheden zijn hierboven niet besproken, en het is niet te voorzien dat de ontwikkeling van de electriciteitstarieven spoedig tot een eind zal komen. Hierboven is de stand van zaken kort na Wereldoorlog II zo goed mogelijk aangegeven.

In BELGIË zijn voor de hoogspanninginstallaties, evenals in de meeste landen, de tarieven met eenheidsprijs vervangen door tarieven, die rekening houden met de rente en de aflossing aan de ene, met de bedrijfskosten aan de andere kant. Een dergelijk dubbeltarief werd dikwijls ook voor de grote leveringen van laagspanningstroom aangewend. Men gaat bij alle tarieven, ook voor de kleine leveringen, uit van de prijs van een bepaalde kolensoort, met de vervoerkosten verhoogd en soms ook van de lonen van een bepaalde categorie werklieden.

Bij de levering aan de grootnijverheid hebben de verdelingscentrales een mededinger in de „Union de Centrales”, door de kolenmijnen en de metaalnijverheid opgericht. Bij de uitwisseling van electrische energie gaan deze groepen als volgt te werk: de centrale van de lastverdeler (load dispatcher) regelt de werkzaamheden van alle aangesloten werken, brengt de generatoren op gang of schakelt ze uit, beslist over de aankoop van machines enz. Zij koopt electrische energie van de aangesloten voortbrengers en verkoopt electriciteit aan de aangesloten verbruikers. De door de groep gemaakte winst wordt op het eind van de bedrijfstijd, na aftrek van de financiële lasten en bedrijfskosten van de organisatie, in verhouding tot de betrokken hoeveelheden energie onder de aangeslotenen, zowel voortbrengers als verbruikers, verdeeld. Een door de regering ingestelde commissie heeft zich in 1927 voor uitbreiding van dit stelsel over het gehele land uitgesproken. De pogingen hiertoe hadden aanvankelijk niet veel succes, in 1937 is ten slotte de „C.P.T.E.” tot stand gekomen (Maatschappij voor de Coördinatie van Productie en Transport der Electrische Energie), zodat van regionaal de voorziening van energie nationaal werd, wat op de duur zijn goede invloed op de kosten en tarieven moet hebben.

PROF. IR E. J. F. THIERENS

Lit.: Electriciteitstarieven in Nederland; Diverse publicaties van de V.D.E.N. (Vereniging van Directeuren van Electriciteitsbedrijven in Nederland); vele tijdschriftartikelen, o.a. in Bulletin des Schweizerischen elektrotechnischen Vereins, Elektrizitatswirtschaft. Revue générale de 1’Electricité; Electriciteitstarieven voor kleinverbruikers in Nederland (1933); twee Rapporten uitgebracht aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Delft en omstreken door H. W. L. Brückman, C. A. Oudemans en C. Visser; G. Siegel, Der Verkauf elektrischer Arbeit (Berlin 1917); H. E. Eisenmenger, Central Station rates (1921); voor België: Maandblad Benelux 1948, nr 4, blz. 10-17; E. Houbart, Het baanbrekende Werk der Union des Centrales Electriques de Liège Namur - Luxembourg.

< >