Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

EGALISATIEFONDSEN

betekenis & definitie

zijn fondsen, waaraan bij gebreke aan de automatiek, die onder het regime van de gouden standaard (zie muntstandaard) had bestaan, de regulering der wisselkoersen is opgedragen. Deze fondsen werden van Staatswege beheerd, terwijl de voor hun operaties benodigde middelen door de Staat werden gefourneerd.

De hiermede gepaard gaande overgang van de supervisie van de ontwikkeling der wisselkoersen van de centrale bank naar de Staat is een uitvloeisel van de verantwoordelijkheid van de Staat voor de monetaire politiek. Onder de gouden standaard komt deze tot uitdrukking in de vaststelling van de goudpariteit door de wetgever. Zodra de handhaving van deze pariteit niet meer aan de automatische werking van de gouden standaard kan worden overgelaten, moet de Staat de directieven geven, volgens welke de wisselkoersen zullen worden gereguleerd. Een fonds, waaraan deze taak was opgedragen, werd voor het eerst in Engeland ingesteld (Exchange Equalisation Account, Sept. 1932; in Sept. 1939 is een wettelijke regeling getroffen, krachtens welke het goud van de Bank of England naar het fonds is overgebracht). De devaluatiewinst op het goud der Federal Reserve Bank der V.S. werd in 1941 toegewezen aan het Exchange Stabilisation Fund. Hetzelfde was het geval met betrekking tot een gedeelte van de herwaarderingswinst van het goud der Banque de France.In Nederland werd, nadat Frankrijk en Zwitserland de gouden standaard hadden verlaten, de band tussen de geldeenheid en het goud op 26 Sept. 1936 verbroken. Ook in Nederland werd tot instelling van een egalisatiefonds overgegaan. Zulks geschiedde bij de Wet van 30 Sept. 1936, met het doel om door de aan- en verkoop van goud en deviezen (telegrafische en schriftelijke uitbetalingen cheques en ander papier, een en ander buitenslands betaalbaar) de wisselkoersen te beïnvloeden.

Het fonds werkt ook in Nederland voor rekeningen risico van de Staat; het beheer van het fonds wordt geregeld door de minister van Financiën en geschiedt, onder diens toezicht, door De Nederlandsche Bank. Het fonds ontving de beschikking over ƒ 300.000.000.− schatkistpapier; de noodzakelijke „masse de manœuvre” om eventueel door afgifte van goud steun te kunnen verlenen op de wisselmarkt, verkreeg het fonds door dadelijk na zijn instelling voor ƒ 100.000.000.− goud van De Nederlandsche Bank over te nemen. Aangezien aanvankelijk geen steun nodig bleek, doch integendeel vreemd kapitaal op korte termijn naar Nederland stroomde, werd dit goud teruggegeven en voorts aangekocht goud aan De Nederlandsche Bank overgedaan. Met het oog op het doel, waartoe het fonds is ingesteld, moest geheimhouding met betrekking tot zijn operaties worden betracht.

Met betrekking tot de actie van het fonds werd in het verslag van De Nederlandsche Bank over 1936 medegedeeld, dat geen kunstmatige maatregelen voor het verruimen van de geldmarkt zijn genomen, doch dat integendeel de gevolgde methode van financiering er toe heeft geleid, dat per saldo minder middelen ter beschikking van de geldmarkt zijn gekomen dan, bij herstel van vertrouwen, onder het regime van de gouden standaard het geval zou zijn geweest. Dit betekent, dat het Schatkistpapier, waarmede het fonds bij zijn oprichting was uitgerust, voor een gedeelte op de markt is ondergebracht.

Bij gelegenheid van de herwaardering van de goudvoorraad van De Nederlandsche Bank per 31 Mrt 1940 werd het fonds uit de herwaarderingswinst met f 85.300.000.− gedoteerd. Uit de mededeling in het jaarverslag van De Nederlandsche Bank over 1939-’40, dat onder de invloed van de creditering van het Egalisatiefonds de post Beleningen en voorschotten in rekening-courant op de weekstaat van 1 Apr. 1940 van ƒ 274.000.000.− tot ƒ 215.300.000.− verminderde, valt te concluderen, dat genoemde dotatie heeft gestrekt tot aflossing van een ƒ 55.500.000.− bedragend debetsaldo, waarmede het fonds op die datum in de boeken van de Bank voorkwam. De goudvoorraad van de Bank is van het verlaten van de gouden standaard tot de herwaardering per saldo met ƒ 343.700.000.− (berekend volgens de officiële prijs) gestegen. Aangezien het fonds bij zijn aankopen als gevolg van de depreciatie van de gulden een ongeveer 20 pct hogere marktprijs betaalde, moest het zelf, wanneer het goud aan de Bank overdroeg, het verschil tussen beide prijzen financieren.

Met het uitbreken van de oorlog op 10 Mei 1940 verviel de mogelijkheid van het optreden van het Egalisatiefonds. Na de bevrijding is een deviezenregime ingevoerd, dat op zichzelf de handhaving van bepaalde wisselkoersen inhoudt. Nochtans is het Egalisatiefonds in stand gelaten.

DR F. H. REPELIUS

Lit.: H. M. H. A. van der Valk, Egalisatiefondsen en monetaire politiek in Engeland, Nederland en de Verenigde Staten, 3de dr. (Haarlem 1942); N. F. Hall, The Exchange Equalisation Account (London 1935).

In België werd, naar aanleiding van de devaluatie van Mrt 1935, eveneens een egalisatiefonds opgericht. De wet aangaande de monetaire hervorming, gaf aan de Regering de macht de Belgische frank te devalueren met een quotiteit begrepen tussen 25 en 30 pct. Steunende op de dispariteit van de koopkracht besloot de Regering voorlopig een devaluatie van 28 pct door te voeren. Ondertussen zou deze nieuwe pariteit van de Belgische frank op de wisselmarkt gesteund worden door een egalisatiefonds, dat zijn actiemiddelen zou toegewezen krijgen uit de herwaardering van de gouden deviezenreserves van de Nationale Bank. Dit egalisatiefonds moest goud en deviezen kopen en verkopen tegen vastgestelde prijzen. Toen een jaar nadien, op 31 Mrt 1936, de devaluatie met 28 pct bekrachtigd werd, had het egalisatiefonds geen reden van bestaan meer, en werd het ook afgeschaft. Practisch is dit egalisatiefonds nooit op de wisselmarkt tussenbeide gekomen. Het bleek trouwens ook niet nodig de frank te steunen, daar onmiddellijk na de devaluatie van Mrt 1935, grote vluchtkapitalen naar België werden teruggebracht.

DR L. DELMOTTE

< >